ECLI:NL:RBZWB:2024:2566
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot historische nieuwprijs en schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 18 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 1.498, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank behandelt de geschilpunten rondom de historische nieuwprijs van de auto, de handelsinkoopwaarde, en de waardevermindering wegens schade. Belanghebbende had aangevoerd dat de historische nieuwprijs te laag was vastgesteld en dat er rekening gehouden moest worden met schade aan de auto. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag niet te hoog is vastgesteld en dat de inspecteur terecht geen rekening heeft gehouden met de door belanghebbende gestelde schade, aangezien deze niet meer dan normale gebruiksschade betreft. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van belanghebbende wordt eveneens afgewezen, omdat er geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schade door de inspecteur was beoordeeld en goedgekeurd. Daarnaast wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de termijn van twee jaar niet is overschreden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de naheffingsaanslag in stand blijft.