ECLI:NL:RBZWB:2024:2596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/9422
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing Rijksmonument ten behoeve van beschermd wonen

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9422, waarin eiser beroep heeft ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing van een Rijksmonument aan [adres] in [plaats]. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle op 24 juli 2023, na een ontwerpbesluit dat ter inzage is gelegd op 25 april 2023. Eiser heeft geen zienswijze ingediend, omdat hij dit door zijn vakantie is vergeten. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

De rechtbank heeft eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend. De rechtbank oordeelt dat het niet indienen van een zienswijze door eiser vanwege vakantie niet verschoonbaar is. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat hij niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.

Daarnaast heeft de rechtbank de belanghebbendheid van eiser beoordeeld. Eiser stelt dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat hij zicht heeft op het Rijksmonument en in het verleden overlast heeft ervaren van de bewoners. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen voldoende objectief en actueel belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. Eiser woont op een afstand van meer dan 50 meter van het monument en de gestelde overlast is niet aangetoond. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Kamper),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle

(gemachtigde: mr. I. Laghzaoui).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen en veranderen van het gebruik van een Rijksmonument aan [adres] in [plaats] , ten behoeve van beschermd wonen voor personen met o.a. niet aangeboren hersenletsel, autisme spectrum, ADHD, angststoornissen en hechtingsproblematiek.
1.1.
Het college heeft op 25 april 2023 het ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Hier zijn geen zienswijzen tegen ingediend.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 juli 2023 is de vergunning verleend.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en zijn gemachtigde. Voor het college waren aanwezig gemachtigde en [naam 2] . Vergunninghouder was in persoon aanwezig, samen met [naam 3] namens de huurder van het Rijksmonument.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan toekomen, zal zij eerst de vraag moeten beantwoorden of eiser ontvankelijk is in zijn beroep.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ontbreken zienswijze
3. Eiser stelt dat hij geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit heeft ingediend, omdat dit hem door zijn vakantie is ontschoten. Verder wist hij niet wat beschermd wonen inhield en hij zou ook na een gesprek met vergunninghouder geen duidelijke antwoorden op zijn vragen hebben gekregen.
3.1.
Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen zienswijze heeft ingediend. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of eiser redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet indienen van een zienswijze door eiser vanwege vakantie, niet verschoonbaar. [1] Ook voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het niet naar voren brengen van een zienswijze aan eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten.
3.4.
In de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, is overwogen dat in omgevingsrechtelijke zaken waarin de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, zoals hier het geval is, artikel 6:13 van de Awb aan belanghebbenden niet zal worden tegengeworpen. Voor het antwoord op de vraag of het beroep van eiser ondanks het ontbreken van een zienswijze toch ontvankelijk is, is dus beslissend of hij belanghebbende is bij het bestreden besluit.
Belanghebbendheid
4. Eiser voert aan dat hij als belanghebbende bij het bestreden besluit moet worden aangemerkt, omdat hij voldoet aan het nabijheidscriterium en het zichtcriterium. Vanaf de voorzijde van zijn perceel kan eiser de zijgevel van het Rijksmonument zien en vanuit zijn tuin ziet hij de voorgevel. Verder heeft hij op de zitting verklaard dat de overlast die hij in het verleden heeft ervaren van bewoners van het monument, hem belanghebbende bij het bestreden besluit maakt. De bewoners lopen bovendien langs de woning van eiser als zij bijvoorbeeld naar de supermarkt gaan.
4.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser weliswaar zicht heeft op het Rijksmonument, maar dat de door eiser gestelde overlast niet voldoende is om hem als belanghebbende aan te merken. Hij onderscheidt zich daarmee onvoldoende van anderen en bovendien betreft het geen actueel belang, omdat de overlast in het verleden is ervaren. Bovendien is de overlast nooit gemeld.
4.2.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Zij overweegt daartoe dat eiser schuin tegenover het monument woont, op een afstand van ruim 50 m en er tussen zijn woning en het monument nog enkele woningen staan. In dat geval moet worden beoordeeld of er feitelijke gevolgen van enige betekenis zijn voor eiser. [2] Voor het zicht van eiser zijn er in ieder geval geen feitelijke gevolgen van enige betekenis, omdat het gaat om een bestaand gebouw met minimale wijzigingen aan de buitenzijde. Voor wat betreft de gestelde overlast (in het verleden) overweegt de rechtbank dat die niet het gevolg is van dit besluit. De overlast is niet aangetoond door eiser en die staat hiermee ook niet vast. Verder kan in het feit dat de bewoners langs de woning van eiser lopen als zij bijvoorbeeld naar de supermarkt gaan, geen belang worden gevonden dat zich in voldoende mate onderscheidt van dat van anderen.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal beoordelen.
6. Omdat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Ook krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Jonkers, griffier, op 19 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.ABRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:379, r.o. 2.7
2.ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, r.o. 3.2,