ECLI:NL:RBZWB:2024:276
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Breda, vastgesteld op € 997.000 per 1 januari 2021. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 949.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 816.410 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 behandeld, waarbij belanghebbende via beeldbellen aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door twee personen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. Belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar geen gehoor heeft gegeven aan eerdere jurisprudentie en dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde en dat de uitspraak op bezwaar een afdoende motivering bevatte.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.