In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De rechtbank behandelt de bezwaren van belanghebbende tegen verschillende aanslagen, waaronder de zuiveringsheffing bedrijfsruimte voor de jaren 2020 en 2021, de onroerendezaakbelasting (OZB) en reclamebelasting. De heffingsambtenaar had de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen voor 2020 en 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze buiten de wettelijke termijn waren ingediend. Belanghebbende stelde dat hij niet op de hoogte was van de aanslagen, omdat deze naar een verkeerd adres waren gestuurd. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende op de hoogte was van de registraties in de Basisregistratie Personen (BRP) en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet tijdig bezwaar kon maken. De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren terecht is en dat de aanslag zuiveringsheffing voor 2021 terecht aan belanghebbende is opgelegd. De beroepen worden ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.