In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 februari 2022. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag reclamebelasting voor het belastingjaar 2021 opgelegd, welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en haar echtgenoot aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar.
De rechtbank concludeert dat de aanslag reclamebelasting terecht is opgelegd. Belanghebbende had een bord geplaatst in de voortuin van haar woning, dat zichtbaar was vanaf de openbare weg en dat een openbare aankondiging bevatte. De rechtbank oordeelt dat de voorwaarden voor de oplegging van de aanslag zijn vervuld, ondanks het verweer van belanghebbende dat zij geen vergunning nodig had voor de plaatsing van het bord. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om belanghebbende op een andere manier op de hoogte te stellen van de geldende verordening.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag reclamebelasting voor het jaar 2021 gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van haar griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer en openbaar gemaakt op 18 januari 2024.