In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig veel geluid met een motorvoertuig op de Rijksweg (A27) te Raamdonksveer op 27 juli 2022. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. F. Eggink, had tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 is de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene niet verantwoordelijk was voor het geluid, omdat het voertuig was uitgerust met een decibel killer en dat de verbalisant geen concrete metingen had verricht.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om vast te stellen dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter benadrukte dat het niet noodzakelijk is om een specifieke geluidmeting uit te voeren om te concluderen dat er sprake is van onnodig geluid. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.