In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020. De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 op zitting behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs. Belanghebbende en haar echtgenoot zijn niet verschenen. De rechtbank onderzoekt of de inspecteur de aanslag IB/PVV niet tot een te hoog bedrag heeft opgelegd, met name of de inkomsten uit eigen woning en de ingehouden loonheffing correct zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is, omdat de inspecteur de waarde van de woning en de ingehouden loonheffing correct heeft berekend. Het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding wordt niet in behandeling genomen, omdat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst ook op de afwijzing van de verzoeken om uitstel en wijziging van de zittingslocatie, waarbij de rechtbank de goede procesorde en het belang van een tijdige behandeling van de zaak in overweging heeft genomen.