Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 218,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 17 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 9 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, was wel aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) dient de verbalisant de bestuurder staande te houden om de identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om dit te doen. In dit geval heeft de verbalisant verklaard dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden, maar de kantonrechter oordeelde dat de verbalisant geen gegronde reden had om van staandehouding af te zien. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd en bepaald dat het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 686,75 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.