ECLI:NL:RBZWB:2024:3168

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10740928 _ MB VERZ 23-374
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, maar heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 9 april 2024 was de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.S. de Meer, was wel aanwezig.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 op 1 maart 2022. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene ten onrechte niet was gehoord door de officier van justitie en dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, omdat de verbalisant niet had gereageerd op een verzoek om een aanvullend proces-verbaal op te stellen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de boete te handhaven.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het betaalde bedrag van € 359,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 686,75 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en griffier C.G. Zevenhuijzen, en was openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10740928 \ MB VERZ 23-374
CJIB-nummer : 9062 5422 4831 5408
uitspraakdatum : 9 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg A58 te
’s-Heer Arendskerke op 1 maart 2022 om 16.21 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie. De bestuurder van het voertuig is ten onrechte niet staande gehouden terwijl hier wel een reële mogelijkheid toe bestond. Gemachtigde verwijst naar diverse uitspraken waarin is bepaald dat van de ambtenaren zich in een onopvallend dienstvoertuig bevonden, niet voorzien van hulpmiddelen om een bestuurder staande te houden, maar dit houdt niet in dat geen staandehouding kon worden verricht.
Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding en deze uitsluitend bevrijdend kan worden betaald door het verschuldigde bedrag over te maken op het rekeningnummer van [B.V.].
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het CVOM heeft een aanvullend proces-verbaal opgevraagd bij de verbalisant maar hier is geen reactie op ontvangen.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
De officier van justitie heeft aan de verbalisant verzocht een aanvullend proces-verbaal op te stellen en een aantal vragen te beantwoorden. De verbalisant heeft hier niet op gereageerd. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter, gezien de door gemachtigde aangevoerde feiten en omstandigheden, onvoldoende grond om ervan uit te gaan dat de verweten gedraging is verricht. Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd.
Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor het schriftelijk aanvullen c.q. toelichten van het beroep 0,5 punt toegekend, gelijk aan de vergoeding voor een telefonische hoorzitting (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
schriftelijke aanvulling: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 686,75
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 359,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 686,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: