In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de autosnelweg A58 te ’s-Heer Arendskerke op 12 juli 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 10 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het beroep ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, namelijk het rijden van 17 km/h te hard, voldoende is aangetoond door de verbalisant. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er een gedragsregel gold die het rijden van 130 km/h tussen 19.00 en 06.00 uur toestond. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, heeft echter verzocht om de feitcode te wijzigen naar VL017, wat de kantonrechter heeft goedgekeurd. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de feitcode niet nadelig was voor de betrokkene, aangezien de essentie van de boete niet veranderde.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de feitcode gewijzigd en een proceskostenvergoeding van € 686,75 toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.