In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 november 2022. De heffingsambtenaar had op 20 mei 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die deze aanslag betwistte. De rechtbank constateert dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De rechtbank besluit daarom het beroep gegrond te verklaren, maar oordeelt dat de naheffingsaanslag zelf terecht is opgelegd. De rechtbank legt uit dat belanghebbende zijn parkeerbelasting niet tijdig heeft voldaan, ondanks zijn claim dat hij dit om 16:11 uur had gedaan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank bepaalt dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling van het griffierecht en een vergoeding van proceskosten, die door de heffingsambtenaar moeten worden betaald.