In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda om handhavend op te treden tegen het gebruik van een bosperceel als mountainbikeparcours. Eiser, eigenaar van het bosperceel, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 mei 2023, waarin het college weigerde handhavend op te treden. Het college verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond in een besluit van 25 september 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 26 februari 2024 door de rechtbank is behandeld.
De rechtbank oordeelt dat eiser belanghebbende is, omdat een deel van het mountainbikeparcours over zijn perceel loopt. De rechtbank stelt vast dat het college ten onrechte het handhavingsverzoek niet heeft getoetst aan het juiste bestemmingsplan, dat op 22 december 2022 is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat mountainbiken niet kan worden aangemerkt als extensief recreatief medegebruik, zoals het college stelde. De rechtbank oordeelt dat het college het handhavingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen en dat er een beginselplicht tot handhaven bestaat. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht vergoeden.