ECLI:NL:RBZWB:2024:3362

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420130 / JE RK 24-444
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 5 april 2023 en verlengd tot 5 mei 2024. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de GI en een zittingsvertegenwoordigster van de Raad aanwezig. De vader was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] door het contactverlies met zijn vader. Echter, de kinderrechter oordeelde dat de moeder voldoende hulpverlening accepteert en dat het goed gaat met [minderjarige]. De moeder heeft zelf hulp gezocht en werkt mee aan de hulpverlening. De kinderrechter concludeert dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet zijn voldaan. Daarom werd het verzoek van de GI afgewezen.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. Voorn, en op schrift gesteld op 14 mei 2024. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal op 5 mei 2024 eindigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420130 / JE RK 24-444
Datum uitspraak: 11 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. H. Mink te Vlissingen,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 28 april 2024 en alle daarin genoemde stukken.
1.2.
Op 11 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.
Alhoewel correct opgeroepen zijn niet verschenen:
- de vader;
- de advocaat van de vader.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 april 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 5 april 2023 en tot 5 april 2024.
2.5.
Bij beschikking van 28 maart 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 5 mei 2024, onder aanhouding van de beslissing op het restant van het verzoek van de GI.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beslissing nemen op het restant van het verzoek van de GI, te weten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 11 maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De huidige jeugdbeschermer is pas recent betrokken. Er heeft afgelopen dinsdag opnieuw een afstemmingsoverleg plaatsgevonden waarin het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is besproken. In dat gesprek is besproken wat er het komende jaar van de ondertoezichtstelling moet worden ingezet om duidelijkheid te krijgen voor [minderjarige] . De moeder ontvangt hulpverlening vanuit Vivet en volgt systeemtherapie bij [jeugdzorginstelling]. Er wordt niet meer ingezet op een intensief traject maar de gesprekken vinden op vraag van de moeder plaats. Voor [minderjarige] is Psychomotorische kindertherapie ingezet. De vader ontvangt geen enkele vorm van hulpverlening. Het gezin was aangemeld voor begeleide omgang via [thuiszorg] maar dat is on hold gezet. Het is belangrijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over het contact met zijn vader. De moeder is hoogzwanger en zij heeft te horen gekregen dat de baby niet goed genoeg groeit. De moeder ervaart daardoor stress en zij wil graag dat er rust komt. De moeder wil zich nu even richten op het intensieve traject bij het ziekenhuis en de verloskundige. De moeder komt haar afspraken met de GI en de hulpverlening goed na en werkt overal aan mee. Het gaat goed met [minderjarige] . Hij kan zijn emoties beter positief kenbaar maken en hij is een pienter mannetje. Ten tijde van het indienen van het verzoek tot verlenging gaf de vader aan dat hij graag weer omgang met [minderjarige] wilde. Op dit moment heeft vader aangegeven dat hij geen contact meer met [minderjarige] wil. Los van het ontbreken van contact tussen [minderjarige] en zijn vader ziet de GI geen ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] meer. Waar nog wel aan gewerkt moet worden is duidelijk krijgen wat er moet gebeuren op het moment dat de vader opnieuw aan de bel trekt en wel weer omgang met [minderjarige] wil. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de hulpverlening van PMT, [jeugdzorginstelling] en Vivet te monitoren.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . Hij sport drie keer in de week en heeft het daarbij erg naar zijn zin. De moeder gunt [minderjarige] het contact met zijn vader maar de vader heeft zijn handen van [minderjarige] afgetrokken. Dit blijkt ook wel uit het feit dat hij zijn verzoeken in de andere tussen partijen aanhangige procedure heeft ingetrokken. De vader is de afgelopen periode heel wisselvallig geweest in zijn wens tot contact met [minderjarige] . Hij heeft meerdere keren gezegd dat hij geen contact meer wil met [minderjarige] maar is daar toch op teruggekomen. Toch denkt de moeder dat de vader op dit moment definitief heeft besloten het contact met [minderjarige] te verbreken. De moeder heeft op eigen initiatief en na advies van het School Maatschappelijk Werk een hulpverleningstraject bij [jeugdzorginstelling] aangevraagd voor [minderjarige] . De moeder heeft zorgen over de groei van haar ongeboren baby en zij ervaart stress als gevolg van de ondertoezichtstelling. De moeder vraagt zich af aan welk doel van de ondertoezichtstelling nog moet worden gewerkt. De moeder accepteert hulpverlening, sterker nog, deze heeft ze zelf opgestart. Het enkele verlengen van de ondertoezichtstelling zodat er een goede overdracht van deze casus naar het vrijwillig kader kan plaatsvinden is onvoldoende grond voor een verlenging. Het verzoek van de GI moet dan ook worden afgewezen.
4.3.
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat als er puur wordt gekeken naar de gronden voor de ondertoezichtstelling er gesteld kan worden dat deze nog steeds aanwezig zijn. Er is geen sprake van structureel contact tussen de vader en [minderjarige] en het lijkt erop dat dit ook niet op korte termijn tot stand gaat komen. [minderjarige] heeft wel recht op een structureel en onbelast contact met zijn vader. Het gemis van één van de ouders vormt een ontwikkelingsbedreiging voor een kind. De vader heeft zijn verzoeken in de FA RK-procedure ingetrokken en hij wil ook geen medewerking verlenen aan de GI. Dit maakt dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet binnen de ondertoezichtstelling kan worden weggenomen. De Raad vraagt zich af in hoeverre de moeder in staat is om, in het geval de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt en de hulpverlening binnen het vrijwillig kader verder wordt opgepakt, op een juiste wijze te reageren op het moment dat de vader zich meldt en weer contact met [minderjarige] wil.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter oordeelt als volgt. Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria zoals genoemd in artikel 1:255 BW.
5.2.
De kinderrechter constateert dat er nog steeds sprake is van een bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] omdat er sprake is van contactverlies met zijn vader. De vader is niet betrokken in het leven van [minderjarige] en heeft recent opnieuw aangegeven geen contact met [minderjarige] meer te willen. Vervolgens is de vraag of er sprake is van een
ernstigeontwikkelingsbedreiging.
5.3.
De kinderrechter stelt in dat verband vast dat het goed gaat met [minderjarige] . Uit de overgelegde stukken volgt dat er geen zorgen zijn over de verzorging of opvoeding van [minderjarige] door de moeder. De GI geeft aan dat het goed gaat met [minderjarige] bij de moeder thuis. De kinderrechter constateert ook dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, door de moeder voldoende wordt geaccepteerd. Sterker nog, de moeder heeft uit eigen initiatief hulp gezocht en [minderjarige] aangemeld voor een hulpverleningstraject via [jeugdzorginstelling]. Het enkel borgen van deze – door moeder zelf geïnitieerde hulpverlening – is onvoldoende om te kunnen stellen dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter acht de moeder ook voldoende in staat om, op het moment dat de vader toch in beeld verschijnt en zijn wens tot contact met [minderjarige] alsnog uitspreekt, in samenspraak met de hulpverlening te overleggen over de wijze waarop dit moet worden aangepakt. Aldus is er naar het oordeel van de kinderrechter geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
5.4.
Daarnaast ziet de ontwikkelingsbedreiging op het ontbreken van contact met zijn vader. In dit geval zou de uitvoering van de ondertoezichtstelling enkel zien op het tot stand brengen van contact tussen [minderjarige] en zijn vader. De vader heeft echter geen gezag en de GI kan daarom richting vader niet tot nauwelijks sturend optreden. Ook wordt aan een zogenoemde omgangsondertoezichtstelling, conform vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:295) hoge eisen gesteld. Dat een omgangsregeling niet op vrijwillige basis tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat [minderjarige] ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling als hij geen contact heeft met zijn biologische vader, levert geen toereikende motivering op voor het opleggen van een maatregel als de onderhavige.
5.5.
Nu niet is voldaan aan de wettelijke vereisten uit artikel 1:255 BW zal de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op 5 mei 2024 verloopt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 door mr . Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.