Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] met producties;
- de akte van VGZ met producties;
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 1 mei 2024 met het antwoord van [gedaagde].
2.Het geschil
1 december 2023 een veertiendagenbrief gestuurd. [gedaagde] heeft daarna, op 11 januari 2024, nog een bedrag van € 200,00 betaald. [gedaagde] is daarnaast rente, incassokosten en btw verschuldigd waardoor [gedaagde] nog een bedrag van € 2.581,31 verschuldigd is aan VGZ. VGZ beperkt de vordering in deze procedure tot een bedrag van € 2.500,00.
3.De beoordeling
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat VGZ [gedaagde] sinds 2022 voldoende in de gelegenheid heeft gesteld de vordering te betalen, voordat zij deze procedure heeft opgestart.
nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als VGZ na deze uitspraak ook nog daadwerkelijk kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 102,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853).