Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verwerping van een nalatenschap. Het verzoek tot machtiging tot verwerping werd ingediend door een verzoekster, die als bewindvoerder optreedt voor de rechthebbende. De rechthebbende was een erfgenaam van de heer [erflater], die op [datum] 2023 te [plaats 3] is overleden. Volgens de wet, specifiek artikel 4:193 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, is de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam verplicht om binnen drie maanden na het overlijden van de erflater een verklaring van beneficiaire aanvaarding of verwerping af te leggen. In dit geval had de verklaring uiterlijk op 26 september 2023 moeten worden ingediend. Het verzoek tot machtiging tot verwerping werd echter pas op 29 november 2023 ingediend, wat betekent dat de termijn ruimschoots was overschreden.
De kantonrechter heeft in een brief van 30 november 2023 aan de verzoekster medegedeeld dat het verzoek waarschijnlijk zou worden afgewezen, en de verzoekster kreeg de gelegenheid om hierop te reageren. Er werd echter geen reactie ontvangen. Gezien het feit dat het verzoek te laat was ingediend, heeft de kantonrechter besloten het verzoek af te wijzen. Dit betekent dat de nalatenschap als beneficiair aanvaard wordt beschouwd, wat inhoudt dat de erfgenamen verplicht zijn om de nalatenschap te vereffenen volgens de wet. De verzoekster zal namens de rechthebbende erfgenaam optreden als vereffenaar, met inachtneming van de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en de richtlijnen voor de vereffening van nalatenschappen.
De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.