[verweerster in het tegenverzoek] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het voorwaardelijk tegenverzoek van [verzoekster in tegenverzoek] :
I. de arbeidsovereenkomst op zijn vroegst te ontbinden per 1 september 2024 op basis van de i-grond;
II. de transitievergoeding te bepalen op een bedrag van € 14.024,68 bruto, uitgaande van het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2024;
III. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van een vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding van € 7.012,34 bruto;
IV. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 41.804,60 bruto;
V. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder II, III en IV;
in de zelfstandige voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerster in het tegenverzoek] :
Voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd en [verzoekster in tegenverzoek] haar voorwaardelijk tegenverzoek intrekt of het voorwaardelijk ontbindingsverzoek wordt afgewezen, verzoekt [verweerster in het tegenverzoek] :
VI. de arbeidsovereenkomst te ontbinden, niet eerder dan per 1 september 2024, onder toekenning van een billijke vergoeding van € 48.816,94 bruto en een transitievergoeding van € 14.024,68 bruto berekend per 1 september 2024, beiden te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen alle nog niet uitgereikte loonspecificaties aan [verweerster in het tegenverzoek] te verstrekken, inclusief de specificatie met betrekking tot de eindafrekening van het dienstverband;
VIII. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen om aan [verweerster in het tegenverzoek] het niet genoten verlof en de vakantietoeslag uit te betalen;
in alle verzoeken:
IX. [verzoekster in tegenverzoek] te veroordelen in de proceskosten.