ECLI:NL:RBZWB:2024:3955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
24/1458
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van accijns over fusten Jupiler bier en bewijs van accijnsbetaling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een groothandel en distributeur van speciaalbieren, tegen de afwijzing van een verzoek om teruggaaf van accijns door de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Het verzoek om teruggaaf betreft een bedrag van € 61.890 over het tijdvak van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022. De inspecteur had dit verzoek afgewezen en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op 11 maart 2024 een verzoek om geheimhouding van bepaalde stukken had toegewezen, en dat de rechtbank op 22 mei 2024 de zaak had verwezen naar de meervoudige kamer.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat accijns is voldaan voor 64 fusten Jupiler bier, waarvoor een teruggaaf van € 1.215 wordt verleend. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelt vast dat belanghebbende geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden, en de proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.370. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1458

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats] , belanghebbende

(gemachtigden: mr. ing. D.J.M. Beurskens-Weijers en mr. ing. B.J.B. Boersma),
en

de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 december 2023.
1.1.
Belanghebbende heeft verzocht om een teruggaaf van accijns over het tijdvak 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 tot een bedrag van € 61.890. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 11 maart 2024 beslist op het beroep van de inspecteur op (gedeeltelijke) geheimhouding van bepaalde stukken. De geheimhoudingskamer heeft het verzoek om geheimhouding toegewezen. De beslissing van de geheimhoudingskamer is op 11 maart 2024 naar partijen verzonden.
1.5.
Belanghebbende had de rechtbank tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inzake de in 1.1 bedoelde afwijzing (de zaak met zaaknummer 24/1450).
1.6.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het in 1.5 bedoelde verzoek en het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [naam 1] en de gemachtigden van belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Ter zitting is het in 1.5 bedoelde verzoek ingetrokken. Een proces-verbaal van de zitting is op 25 april 2024 aan partijen gezonden.
1.7.
De rechtbank heeft bij bericht van 22 mei 2024 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer, het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak door de meervoudige kamer aangekondigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of en in hoeverre de inspecteur het verzoek om teruggaaf terecht heeft afgewezen. Verder beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar vernietigen en de teruggaaf van accijns vaststellen op € 1.215. Tevens is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.

Feiten

3. Belanghebbende is een groothandel en distributeur van (speciaal)bieren. Zij importeert en exporteert ook bieren. Soms koopt zij de bieren rechtstreeks bij de brouwerij, maar meestal via andere handelaren en horecaondernemingen.
3.1.
In het tweede kwartaal van 2022 heeft belanghebbende fusten Jupiler bier verkocht aan een Belgische klant. Belanghebbende heeft deze fusten bier ingekocht bij verschillende partijen, te weten [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ), [bedrijf 2] , [B.V. 1] ( [B.V. 1] ), [B.V. 2] ( [B.V. 2] ) en [bedrijf 3] . ( [bedrijf 3] ). Het onderhavige verzoek om teruggaaf van accijns, tot een bedrag van € 61.890, heeft betrekking op de hiervoor bedoelde fusten bier, te weten in totaal 1.630,38 hectoliter bier met een Plato-gehalte van 11 tot 15.
3.2.
Na de onderhavige afwijzing van het verzoek om teruggaaf van accijns heeft de inspecteur twee door belanghebbende gedane verzoeken om teruggaaf van accijns over andere tijdvakken gedeeltelijk toegewezen, namelijk voor zover belanghebbende het bier rechtstreeks bij de brouwerij had betrokken.

Motivering

Vooraf
4. Ten aanzien van de in 1.4 bedoelde (passages) van stukken had de inspecteur zich op beperkte kennisneming beroepen. Belanghebbende heeft schriftelijk toestemming gegeven voor beperkte kennisneming. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft echter beslist als ware sprake van een verzoek om geheimhouding. Vóór de in 1.6 bedoelde zitting heeft de griffier de inspecteur gebeld en gevraagd of hij akkoord gaat met kennisneming van bedoelde passages van stukken door de rechters die het verzoek om een voorlopige voorziening en de hoofdzaak behandelen, waarop de inspecteur heeft meegedeeld dat dit het geval is. De meervoudige kamer heeft kennisgenomen van de ongeschoonde stukken.
Juridisch kader
4.1.
Richtlijn 2008/118/EG (de Richtlijn), geldend tot 13 februari 2023, luidt, voor zover hier van belang:
‘Artikel 9
(…) De accijns wordt geheven en geïnd alsmede in voorkomend geval teruggegeven of kwijtgescholden overeenkomstig de door iedere lidstaat vastgestelde procedure.
(…)
Artikel 11
De accijns op tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen kan in de in artikel 33, lid 6, artikel 36, lid 5, en artikel 38, lid 3, bedoelde gevallen, in de gevallen als bepaald in de in artikel 1genoemde richtlijnen, alsmede op verzoek van een betrokken persoon worden teruggegeven of kwijtgescholden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, in de situaties en onder de voorwaarden die elke lidstaat bepaalt om elke vorm van fraude en misbruik te voorkomen.
(…)
Artikel 33, lid 6
De accijns wordt op verzoek teruggegeven of kwijtgescholden in de lidstaat waar de uitslag tot verbruik heeft plaatsgevonden wanneer de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat vaststellen dat de accijns in die lidstaat verschuldigd is geworden en geïnd is.
(…)’
De Wet op de accijns (de WA), luidt, voor zover hier van belang:
‘Artikel 1a (geldend tot 13 februari 2023)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
teruggaaf: teruggave van een accijns die is betaald;
(…)
Artikel 71 (geldend tot 13 februari 2023)
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend voor accijnsgoederen die:
(…)
e.. door een ondernemer zijn overgebracht naar een andere lidstaat, en die aldaar voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om er te worden geleverd of gebruikt, en waarvoor de in die lidstaat verschuldigde accijns is voldaan overeenkomstig de wettelijke bepalingen van die lidstaat;
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
(…)
Artikel 72
1. Teruggaaf van accijns wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat aan accijns is voldaan.
(…)’
Artikel 31a van het Uitvoeringsbesluit accijns (het Uitvoeringsbesluit) luidt:
Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die door een gecertificeerde afzender zijn overgebracht in de zin van artikel 71, eerste lid, onderdeel e, van de wet, moet die gecertificeerde afzenden:
a. de accijnsgoederen vervoeren onder dekking van een e-VAD; en
b. het bericht van ontvangst in zijn administratie opnemen.
Artikel 32b, vierde lid en vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling accijns (de Uitvoeringsregeling) luiden:
‘4. Degene die verzoekt om teruggaaf van accijns neemt in zijn administratie de aankoopfacturen van de desbetreffende accijnsgoederen op alsmede alle andere bescheiden die in verband met het verzoek om teruggaaf zijn vereist.
5. De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns is voorts zodanig ingericht, dat daarin op overzichtelijke wijze alle van belang zijnde gegevens zijn opgenomen voor de beoordeling van het bedrag van de teruggaaf.’
Heeft de inspecteur het verzoek terecht afgewezen?
4.2.
Niet langer is in geschil dat ten aanzien van de in 3.1 bedoelde fusten bier accijns is voldaan in België en dat daarmee in zoverre is voldaan aan hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 71, eerste lid, onderdeel e van de WA in verbinding met artikel 31a van het Uitvoeringsbesluit. Tussen partijen is in geschil of de door belanghebbende teruggevraagde accijns (in Nederland) is voldaan als bedoeld in artikel 72 van de WA.
4.2.1.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende aanspraak maakt op een teruggaaf van accijns en dat zij daarom aannemelijk moet maken dat de accijns is voldaan. In dit verband geldt de vrije bewijsleer. Belanghebbende mag dus zelf kiezen welke bewijsmiddelen zij aandraagt om aannemelijk te maken dat, en in hoeverre, met betrekking tot de fusten bier waarvoor zij accijns terugvraagt, accijns is voldaan.
4.2.2.
Belanghebbende heeft de fusten bier die zij heeft verkocht aan de Belgische klant en waarvoor zij accijns heeft teruggevraagd ingekocht bij verschillende partijen, te weten [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [B.V. 1] , [B.V. 2] en [bedrijf 3] . Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar verzoek om teruggaaf de volgende bewijsmiddelen aangedragen.
1. Ten aanzien van de inkopen bij [bedrijf 1] :
a. Een factuur van [N.V.] ( [N.V.] ) aan [naam 2] (werkzaam bij [bedrijf 1] ) met factuur- en leverdatum 1 april 2022 voor de levering van 64 fusten Jupiler van 50 liter en waarop een accijns staat vermeld van € 1.214,72.
b. 30 facturen van [bedrijf 1] gericht aan belanghebbende, allen met een factuurdatum gelegen tussen 31 maart 2022 en 2 juni 2022 waarop onder meer fusten Jupiler van 50 liter worden vermeld. Eén factuur heeft factuurdatum 7 april 2022 en heeft betrekking op 64 fusten Jupiler van 50 liter. Belanghebbende heeft deze fusten blijkens de factuur vóór of uiterlijk op 7 april 2022 opgehaald bij [bedrijf 1] . Op deze facturen staan geen afzonderlijke bedragen aan accijns vermeld.
c. Een e-mail van [bedrijf 1] van 17 januari 2023 welke is gericht aan belanghebbende waarin het volgende staat vermeld: ‘
Naar aanleiding van uw verzoek met betrekking tot de leveringen van [bedrijf 1] aan [belanghebbende] B.V. in Nederland, kan ik u bevestigen dat deze leveringen inclusief Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden geleverd. Deze Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden door de Nederlandse producenten afgedragen en doorbelast aan de afnemers, deze zijn dus verrekend in de factuurprijzen.’
2. Ten aanzien van de inkopen bij [bedrijf 2] :
a. 7 facturen van [bedrijf 2] gericht aan belanghebbende, allen met een factuurdatum gelegen tussen 25 maart 2022 en 12 mei 2022, waarop fusten Jupiler van 50 liter worden vermeld. Op deze facturen staan geen afzonderlijke bedragen aan accijns vermeld.
b. Een e-mail van [N.V.] gericht aan [bedrijf 2] van 3 maart 2023 waarin onder meer het volgende staat vermeld: ‘
De prijzen van bier en andere alcoholhoudende dranken bevatten accijns. Hieronder heb ik een link gedeeld met aanvullende informatie over hoe dit berekend wordt over prijzen van bier.’. [bedrijf 2] heeft deze e-mail op dezelfde dag doorgestuurd aan belanghebbende.
3. Ten aanzien van de inkopen bij [B.V. 1] :
a. 5 facturen van [B.V. 1] gericht aan belanghebbende allen met een factuurdatum gelegen tussen 7 april 2022 en 9 juni 2022, waarop onder meer fusten Jupiler van 50 liter worden vermeld. Op deze facturen staan geen afzonderlijke bedragen aan accijns vermeld.
b. Een verklaring van [B.V. 1] gericht aan belanghebbende van 17 februari 2023 waarin het volgende staat vermeld: ‘
Naar aanleiding van uw verzoek met betrekking tot de leveringen van [B.V. 1] aan [belanghebbende] B.V. in Nederland, kan ik u bevestigen dat deze leveringen inclusief Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden geleverd. Deze Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden door de Nederlandse producenten afgedragen en doorbelast aan afnemers, deze zijn dus verrekend in de factuurprijzen’.
c. Belanghebbende heeft verder aan de inspecteur de contactgegevens doorgegeven van haar contactpersoon bij [B.V. 1] . Daarbij is tevens een e-mail van deze contactpersoon overgelegd waarin wordt aangegeven dat de Douane welkom is om de administratie te controleren en dat bij een eerdere controle door de Douane alles conform is bevonden door de Douane.
4. Ten aanzien van de inkopen bij [B.V. 2] :
a. 13 facturen van [B.V. 2] gericht aan belanghebbende, allen met een factuurdatum tussen 28 maart 2022 en 13 juni 2022, waarop onder meer fusten Jupiler van 50 liter worden vermeld. Op deze facturen staan geen afzonderlijke bedragen aan accijns vermeld.
b. Een verklaring van [B.V. 2] van 21 december 2022 waarin het volgende staat vermeld: ‘
Naar aanleiding van uw verzoek met betrekking tot de leveringen van [B.V. 2] aan [belanghebbende] B.V. in Nederland, kan ik u bevestigen dat deze leveringen inclusief Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden geleverd. Deze Nederlandse accijnzen en verbruiksbelasting worden door de Nederlandse producenten afgedragen en doorbelast aan de afnemers, deze zijn dus verrekend in de factuurprijzen.
c. Belanghebbende heeft aan de inspecteur de gegevens van haar contactpersoon bij [B.V. 2] gegeven.
5. Ten aanzien van de inkopen bij [bedrijf 3] :
a. 5 facturen van [bedrijf 3] gericht aan belanghebbende, allen met een factuurdatum tussen 24 maart 2022 en 8 juni 2022, waarop 50 liter fusten Jupiler bier staan vermeld. Op één van de facturen, met factuurdatum 19 april 2022, staan 400 fusten Jupiler bier van 50 liter vermeld. Op deze facturen staan geen afzonderlijke bedragen aan accijns vermeld.
b. 3 facturen van [N.V.] gericht aan X B.V. [1] allen met een factuurdatum gelegen tussen 24 maart 2022 en 14 april 2022 en waarop in totaal onder meer 344 [2] fusten van 50 liter Jupiler bier staan vermeld. Op deze facturen wordt accijns vermeld.
c. Een factuur van X. B.V. met factuurdatum 19 april 2022 gericht aan [bedrijf 3] waarop 400 fusten van 50 liter Jupiler bier staan vermeld.
d. Belanghebbende heeft aan de inspecteur de gegevens van haar contactpersoon bij [bedrijf 3] verstrekt.
4.2.3.
Met de in 4.2.2 ten aanzien van de inkopen bij [bedrijf 1] genoemde bescheiden heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het tweede kwartaal van 2022 recht heeft op teruggaaf van accijns tot een bedrag van € 1.215. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen dat [N.V.] de accijns zoals vermeld op haar factuur aan [bedrijf 1] met factuurdatum 1 april 2022 heeft voldaan. Daarnaast acht de rechtbank aannemelijk dat de 64 fusten Jupiler bier zoals vermeld op de factuur van [bedrijf 1] aan belanghebbende met factuurdatum 7 april 2022 dezelfde fusten Jupiler zijn als de 64 fusten Jupiler die staan vermeld op de factuur van [N.V.] aan [bedrijf 1] met factuurdatum 1 april 2022. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat beide leveringen 64 fusten betreffen en dat er maximaal 6 dagen zijn verstreken tussen de beide leveringen.
4.2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende ten aanzien van de overige door haar teruggevraagde accijns niet aannemelijk gemaakt dat deze in Nederland is voldaan. De fusten bier waarvoor belanghebbende teruggaaf van accijns heeft gevraagd zijn niet rechtstreeks ingekocht bij de brouwerij, maar zijn verkregen via één of meerdere tussenschakels. Uit de onder 4.2.2 opgenomen verklaringen van partijen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat ter zake van de betreffende fusten bier accijns is voldaan. Immers, de partijen die die verklaringen hebben afgegeven hebben die accijns niet (zelf) voldaan. Ook is niet aannemelijk geworden dat deze fusten, zoals belanghebbende heeft gesteld, oorspronkelijk afkomstig zijn van [N.V.] en, zo dat het geval is, dat [N.V.] (of een ander) hierover accijns heeft voldaan. Er kan geen koppeling worden gemaakt tussen de goederen waarvoor accijns is voldaan en de goederen waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd. Een dergelijke koppeling valt met de door belanghebbende aangedragen bewijsmiddelen – behoudens de hierboven genoemde 64 fusten Jupiler bier – niet te maken. De rechtbank begrijpt dat het in het geval van fusten bier die via één of meerdere tussenschakels zijn verkregen lastig en wellicht zelfs onmogelijk kan zijn om een dergelijke koppeling te maken, maar ziet in deze omstandigheid geen reden om een lichtere vorm van bewijs voldoende te achten. Anders dan belanghebbende stelt is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het onjuist of te strikt uitleggen van de wetgeving door de inspecteur.
4.2.5.
Belanghebbende stelt dat de inspecteur eerder, sinds jaar en dag, genoegen nam met een afschrift van de inkoopfactuur van belanghebbende, eventueel aangevuld met een verklaring van het bedrijf waarvan belanghebbende het bier kocht.
Voor zover belanghebbende zich hiermee beroept op in rechte te beschermen vertrouwen, is de rechtbank van oordeel dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat – door het eerder verlenen van teruggaaf van accijns – sprake was van een bewuste standpuntbepaling door de inspecteur omtrent de voor het recht op teruggaaf benodigde bewijsmiddelen. De rechtbank voegt hieraan toe dat belanghebbende – zoals onweersproken gesteld door de inspecteur – reeds vanaf juli 2021 op de hoogte was van de eisen die de inspecteur stelt aan de bewijsmiddelen die recht kunnen geven op teruggaaf van accijns en dat zij toen ook geïnformeerd is dat alleen een inkoopfactuur onvoldoende is. Naar het oordeel van de rechtbank is vanaf die datum aan eventueel eerder gewekt vertrouwen geen recht meer te ontlenen.
4.2.6.
Tot slot stelt belanghebbende dat zij op basis van het evenredigheidsbeginsel recht heeft op teruggaaf van accijns omdat de gevolgen van het afwijzen van de verzoeken om teruggaaf onnodig en onevenredig hard voor haar zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende op het evenredigheidsbeginsel niet. Het is niet onredelijk om van degene die om teruggaaf van accijns verzoekt te verlangen aannemelijk te maken dat accijns is voldaan. Verder is niet gebleken dat in het geval van belanghebbende zich bijzondere omstandigheden voordoen die maken dat aan haar – ondanks dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt recht te hebben op teruggaaf van accijns – teruggaaf van accijns moet worden verleend. De enkele stelling van belanghebbende dat de gevolgen van het afwijzen van het verzoek om teruggaaf voor haar onnodig en onevenredig hard zijn is in dit kader onvoldoende.
Heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
4.3.
Belanghebbende maakt aanspraak op een vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de bezwaar- en de beroepsprocedure. De rechtbank ziet geen aanleiding om een vergoeding toe te kennen. De redelijke termijn bedraagt als uitgangspunt twee jaar, te rekenen vanaf het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt. De redelijke termijn is gaan lopen op 23 juni 2023. Sindsdien zijn geen twee jaar verstreken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat € 1.215 teruggaaf van accijns moet worden verleend. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoedingen betalen.
5.2.
De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 310 en in beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend (1 punt), heeft deelgenomen aan een hoorgesprek (1 punt), heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.370.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verleent teruggaaf van € 1.215 accijns;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 371 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.370 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2024 door mr. drs. C.W.M.M. Verkoijen, voorzitter, mr. drs. M.H. van Schaik en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, leden, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Deze facturen zijn vanwege concurrentieredenen niet verstrekt aan belanghebbende, maar zijn wel in het geheimhoudingsdossier aanwezig en de rechtbank heeft hiervan kennis genomen (zie 4)
2.=136 + 96 + 112.