Op 6 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van de rechters mr. Dekker, mr. Goossens en mr. Vliegenberg afgewezen. Het verzoeker, die zich in een strafzaak bevindt met parketnummer 02/302743-22, stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond omdat de rechters vóór de inhoudelijke behandeling al beslissingen hadden genomen op vragen die door de verdediging niet konden worden beargumenteerd. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet in het verzoek berustten en dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De beoordeling van het wrakingsverzoek vond plaats aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de motivering van de tussenbeslissing van de rechtbank niet kon worden opgevat als blijk van vooringenomenheid.
De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De behandeling van de strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.