ECLI:NL:RBZWB:2024:4017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
10908130 CV EXPL 24-515 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van overeenkomst en toewijzing van schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 12 juni 2024 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 1 mei 2024. De zaak betreft een geschil tussen NS Reizigers B.V., eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeert. De kantonrechter had in het tussenvonnis het voornemen uitgesproken om de overeenkomst voor 25% te vernietigen, waarop gedaagde zich niet heeft verzet. Dit leidde tot de beslissing om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, wat resulteert in een toewijsbare hoofdsom van € 484,59, na correctie van een onjuiste hoofdsom door eiseres.

Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, die zijn vastgesteld op € 72,69, en de proceskosten, die in totaal € 644,04 bedragen. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eijssen-Vruwink en openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10908130 CV EXPL 24-515
vonnis d.d. 12 juni 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS Reizigers B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: LAVG B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te ( [postcode] ) [plaats] , [adres]
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 1 mei 2024 met de daarin genoemde processtukken;
b. de brief van gedaagde van 7 mei 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1
In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter het voornemen uitgesproken de overeenkomst voor 25% te vernietigen. Vervolgens is gedaagde in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
2.2
Bij brief van 7 mei 2024 deelt gedaagde mede dat zij zich niet verzet tegen gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst.
2.3
De kantonrechter overweegt dat uit r.o. 3.1.18 van het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) volgt dat zij in een zaak, waarin beide partijen zijn verschenen, dient over te gaan tot de gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, behoudens als de gedaagde partij daar bezwaar tegen heeft. In dat geval wordt er geen vernietiging uitgesproken. Enkel in een verstekzaak kan de vernietiging worden beperkt tot de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Nu gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vernietiging van de abonnementsovereenkomst met 25%, zal de kantonrechter daartoe overgaan. Het voorgaande betekent dat een totaalbedrag van € 485,50 aan hoofdsom toewijsbaar is (€ 2,44 abonnementskosten + € 412,41 reiskosten en € 70,65 kosten ov-fiets). Daarop dient het bedrag van € 0,91 ter zake restitutie OV-chipkaart in mindering te strekken, zodat een bedrag van
€ 484,59 zal worden toegewezen.
2.4
Nu eiseres voor de berekening van de rente is uitgegaan van een onjuiste hoofdsom, zal deze worden toegewezen als hierna bepaald.
2.5
Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden gebaseerd op de in deze procedure toe te wijzen hoofdsom
ad € 484,59, zodat ter zake daarvan een bedrag van € 72,69 zal worden toegewezen
2.6
Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 135,00 (1 punt(en) x tarief € 135,00)
- nakosten
67,50 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 644,04

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 557,28, vermeerderd met de wettelijke rente over de in het bedrag van € 484,59 vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten van € 644,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.