ECLI:NL:RBZWB:2024:4097

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-027495
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hogere vergoeding voor reiskosten en rechtsbijstand op verzoek ex artikel 530 Sv

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift ingediend op 1 november 2023, ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die op 18 augustus 2023 is vrijgesproken, heeft verzocht om een vergoeding van gemaakte kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 2.548,26 voor rechtsbijstand en € 424,84 voor reiskosten, alsook een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand voldoende onderbouwd zijn en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om verzoeker een hogere vergoeding voor reiskosten toe te kennen dan de standaardvergoeding van € 0,28 per kilometer, gezien de medische noodzaak voor taxi vervoer. De totale vergoeding bedraagt € 3.653,10, welke zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden Brekelmans Van der Ven. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-025138-23
rk-nummer: 23-027495
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 1 november 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.G.A. Mattheussens, Vijfhuizenberg 207a te 4708 AJ Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.548,26, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 424,84, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 18 augustus 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 23 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, verzoeker en mr. C.G.A. Mattheussens als advocaat van verzoeker gehoord.
Standpunt verzoeker:
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, nu hij op 18 augustus 2023 is vrijgesproken. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een bedrag ter hoogte van € 2.548,26 toe te kennen. Daarnaast heeft verzoeker reiskosten gemaakt. Dit betreffen taxikosten in verband met taxiritten voor het verhoor op het politiebureau in Roosendaal op 27 december 2022, de OM-hoorzitting in Breda op 11 april 2023 en de zitting van de politierechter in Breda op 18 augustus 2023. Vervoer per taxi was noodzakelijk omdat verzoeker niet de beschikking had over eigen vervoer en hij rolstoel- (scootmobiel) afhankelijk is, waardoor reizen per openbaar vervoer niet mogelijk was. Ter onderbouwing hiervan is een kopie van het ondersteuningsplan en van de bruikleenovereenkomst van de scootmobiel bijgevoegd. Verzocht wordt om hem in verband met deze reiskosten een bedrag ter hoogte van € 424,84 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het ingediende verzoekschrift. In aanvulling hierop is aangevoerd dat ook ten aanzien van de verzochte reiskosten niet kan worden volstaan met het gebruikelijk gehanteerde tarief van 0,28 eurocent per kilometer. Die vergoeding is in het specifieke geval van verzoeker namelijk niet toereikend. Verzoeker zou ik dat geval schade lijden. Verzoeker heeft ook een overeenkomst met CZ, waaruit blijkt dat hij de kosten voor vervoer naar de huisarts en het ziekenhuis vergoed krijgt. Hieruit blijkt tevens de medische noodzaak van verzoeker om vervoerd te worden. Voor wat betreft de reiskosten ten aanzien van het verhoor op het politiebureau is aangevoerd dat deze kosten, gelet op het voorgaande, in uitzonderlijke gevallen onder de reikwijdte van artikel 530 Sv kunnen vallen. Verzoeker werd daarbij geacht uitvoering te geven aan de uitnodiging voor het verhoor. De reiskosten betreffen noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kosten ter afwikkeling van de strafzaak tegen verzoeker. Verzoeker had geen andere optie dan het vervoer met de taxi.
Verzoeker heeft in raadkamer aangevoerd dat hij terecht is vrijgesproken en dat hij het in dat kader billijk vindt dat hij de gemaakte kosten volledig vergoed krijgt. Het betreft veel geld, welk geld verzoeker ten onrechte kwijt is.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen schriftelijke standpunt. In aanvulling daarop is ten aanzien van de reiskosten voor het verhoor op het politiebureau aangevoerd dat deze in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komen. Echter stelt de officier van justitie zich in het specifieke uitzonderlijke geval van verzoeker op het standpunt dat deze kosten uit billijkheidsoverwegingen voor vergoeding in aanmerking komen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.548,26is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Verzoeker heeft een bedrag ter hoogte van
€ 424,84verzocht aan reiskosten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 530, eerste lid, Sv de vergoeding voor reiskosten moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Uit artikel 6, eerste lid, Wet tarieven in strafzaken jo. artikel 11, eerste lid onder d, Besluit tarieven in strafzaken volgt dat in beginsel een bedrag ter hoogte van € 0,28 per kilometer voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank overweegt voorts dat in bijzondere gevallen, voor zover gesteld en deugdelijk onderbouwd, hogere bedragen kunnen worden toegekend (Vgl. Gerechtshof Amsterdam 14 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4638). De rechtbank is met de advocaat en de officier van justitie van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding ter hoogte van € 0,28 per kilometer. Verzoeker heeft immers meerdere stukken overgelegd waaruit blijkt dat er in het specifieke geval van verzoeker een medische noodzaak bestaat voor het vervoer met de taxi in verband met zijn rolstoel/scootmobiel. De rechtbank is voorts, gelet op het uitdrukkelijk daartoe strekkende standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat in de specifieke (medische) omstandigheden van verzoeker ook gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan hem de – in beginsel niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallende – reiskosten ten behoeve van het verhoor op het politiebureau te vergoeden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het verzoek voldoende onderbouwd en zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.653,10, bestaande uit:
- € 2.548,26 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 424,84 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.653,10zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Brekelmans Van der Ven, onder vermelding van “ [verzoeker] -OM schadevergoeding”.
Deze beslissing is op 7 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).