Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 2.548,26, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 424,84, voor vergoeding van reiskosten;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 18 augustus 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 2.548,26is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 424,84verzocht aan reiskosten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 530, eerste lid, Sv de vergoeding voor reiskosten moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Uit artikel 6, eerste lid, Wet tarieven in strafzaken jo. artikel 11, eerste lid onder d, Besluit tarieven in strafzaken volgt dat in beginsel een bedrag ter hoogte van € 0,28 per kilometer voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank overweegt voorts dat in bijzondere gevallen, voor zover gesteld en deugdelijk onderbouwd, hogere bedragen kunnen worden toegekend (Vgl. Gerechtshof Amsterdam 14 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4638). De rechtbank is met de advocaat en de officier van justitie van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding ter hoogte van € 0,28 per kilometer. Verzoeker heeft immers meerdere stukken overgelegd waaruit blijkt dat er in het specifieke geval van verzoeker een medische noodzaak bestaat voor het vervoer met de taxi in verband met zijn rolstoel/scootmobiel. De rechtbank is voorts, gelet op het uitdrukkelijk daartoe strekkende standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat in de specifieke (medische) omstandigheden van verzoeker ook gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan hem de – in beginsel niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallende – reiskosten ten behoeve van het verhoor op het politiebureau te vergoeden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het verzoek voldoende onderbouwd en zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 3.653,10zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Brekelmans Van der Ven, onder vermelding van “ [verzoeker] -OM schadevergoeding”.