ECLI:NL:RBZWB:2024:4098
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek veroordeelde ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de afname en verwerking van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA. Het bezwaarschrift werd op 29 februari 2024 ingediend en op 23 april 2024 behandeld in een besloten raadkamer, waar de veroordeelde en de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, aanwezig waren. De veroordeelde betoogde dat de afname van zijn DNA-profiel onterecht was, aangezien hij op 18 januari 2024 was veroordeeld voor mishandeling en diefstal, en hij vreesde voor verwisseling van zijn DNA met dat van anderen.
De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond verklaard moest worden, omdat er geen uitzonderingssituatie was die de afname van het DNA-profiel zou rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de Wet DNA voorziet in de afname van DNA bij veroordeelden, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de Wet DNA is bedoeld om toekomstige strafbare feiten te voorkomen en dat de afname van DNA-materiaal noodzakelijk is voor de opsporing en vervolging van misdrijven.
De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van de veroordeelde niet opgingen en verklaarde het bezwaar ongegrond. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken op 7 mei 2024.