ECLI:NL:RBZWB:2024:4123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
10773383 CV EXPL 23-4385 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onderhoudskosten voor auto met geschil over uitgevoerde werkzaamheden en prijsindicatie

In deze civiele zaak heeft [eiser] V.O.F. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. wegens onbetaalde onderhoudskosten voor een Mercedes-Benz C 300 H. De procedure begon met een dagvaarding op 20 oktober 2023, gevolgd door verschillende conclusies en producties. De kern van het geschil draait om de vraag of de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden aan de auto van [gedaagde] zijn uitgevoerd en of er een geldige opdracht voor deze werkzaamheden was gegeven. [gedaagde] betwist dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en stelt dat er geen toestemming is gegeven voor meerwerk, terwijl [eiser] stelt dat er wel degelijk contact is geweest en dat de werkzaamheden noodzakelijk waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de auto op 21 januari 2021 voor onderhoud heeft aangeboden en dat er een prijsindicatie van € 600,00 is gegeven. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] de factuur deels onbetaald heeft gelaten. De vordering van [eiser] tot betaling van € 673,92 wordt toegewezen, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten van € 903,83. Het vonnis is uitgesproken op 12 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10773383 \ CV EXPL 23-4385
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser] V.O.F.h.o.d.n.
[handelsnaam],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te ( [postcode] ) [plaats 2] aan het [adres] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.J. Boomaars, werkzaam ten kantore van Boomaars Legal te Oosterhout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord van 29 november 2023 met producties;
- de conclusie van repliek van 31 januari 2024 met producties;
- de conclusie van dupliek van 27 maart 2024 met één productie;
- de akte van [eiser] van 10 april 2024;
- de op 15 april 2024 ter griffie ontvangen brief van [gedaagde] met producties;
- de rolbeslissing van 17 april 2024;
- de akte van [eiser] van 1 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een garagebedrijf en keuringsstation;
2.2.
[gedaagde] is de eigenaar van een Mercedes-Benz C 300 H met als [kenteken] (verder: de auto).
2.3.
[gedaagde] heeft op 21 januari 2021 de auto voor onderhoud aangeboden bij [eiser] . [eiser] heeft op 21 januari 2021 twee Vredestein banden besteld bij [bedrijf] . Op de pakbon staat het kenteken van de auto vermeld. Tevens zijn op die dag op het kenteken van de auto remschijven en een remblokset besteld.
2.4.
[eiser] heeft op 26 januari 2021 een factuur aan [gedaagde] toegestuurd voor een bedrag van € 1.296,72.
2.5.
[gedaagde] heeft op 25 november 2021 bezwaar gemaakt tegen de factuur. Hij heeft uiteindelijk een bedrag van € 850,00 op de factuur betaald.
2.6.
De heer [naam] , automonteur, verklaart op 2 november 2023 het volgende:
“In de vroege ochtend van zaterdag 6 november 2021 ben ik benaderd door een vriend van mij, de heer [gedaagde] , met de vraag of ik de banden van zijn auto kon verwisselen dan wel repareren. (…) onbekenden hadden de vier banden van de auto lek gestoken. (…) bij het demonteren van de banden, zag ik dat de remschijven en remschoenen van de auto zodanig waren versleten, dat ze alle vier aan vervanging toe waren. Na overleg met de heer [gedaagde] heb ik vervolgens alle remschijven, remschoenen en banden van de Mercedes vervangen. Ik heb in overleg met de heer [gedaagde] hiervoor kwalitatieve en hoogwaardige remschijven, remschoenen en banden voor gebruikt. Het is daarom absoluut niet aannemelijk dat de remschijven, remschoenen en banden na een korte tijd zodanig versleten zijn dat deze vervangen moesten worden. (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 673,92, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2023, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Ter onderbouwing van haar vordering voert zij aan dat zij onderhoudswerkzaamheden aan de auto heeft uitgevoerd. Zij heeft uit hoofde daarvan een factuur toegezonden aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft de factuur deels onbetaald gelaten, zodat zij rente en kosten verschuldigd is geworden.
3.2.
Op het verweer van [gedaagde] voert [eiser] aan dat het kan zijn dat een prijsindicatie van € 600,00 is gegeven, nu dit de gebruikelijke kosten zijn voor een onderhoudsbeurt. Het is vervolgens gebruikelijk binnen het bedrijf van [eiser] dat als er meerwerk bijkomt dit vooraf wordt overlegd met de klant. Er is die dag ook contact gelegd door een monteur van [eiser] met [gedaagde] , om te bespreken dat de banden, remschijven en remblokken moesten worden vervangen. Daarnaast werd aan [gedaagde] gevraagd welk merk banden hij wenste. Nadat akkoord was gegeven en de keuze voor Vredesteinbanden is gemaakt zijn de onderdelen besteld en is het werk uitgevoerd. Het is ongeloofwaardig dat in november 2021 de banden, remschijven en remblokken zijn vervangen. [gedaagde] legt bovendien geen bewijs over van het gestelde incident. Daarbij is het vreemd dat [gedaagde] de auto niet naar [eiser] heeft gebracht/laten brengen, terwijl de auto bij haar in onderhoud was. Voor zover binnen een korte tijdsperiode de remschijven en remblokken moesten worden vervangen, moet rekening worden gehouden met het feit dat er per jaar een grote hoeveelheid kilometers met de auto worden afgelegd. De factuur is ook via Whatsapp en e-mail aan [gedaagde] verzonden, zodat het ongeloofwaardig is dat hij deze niet heeft ontvangen. Toen daar niet op werd gereageerd zijn de facturen met een betalingsherinnering per aangetekende post aan het kantooradres van [gedaagde] verstuurd. Deze zijn niet retour gekomen. Ook is de factuur door de zaakvoerder van [eiser] in de brievenbus gestopt en is er regelmatig Whatsappcontact geweest. Er zijn meerdere buitengerechtelijke werkzaamheden verricht door de gemachtigde van [eiser] , zodat de buitengerechtelijke incassokosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover. Op het moment dat [gedaagde] de auto aanbood voor onderhoud werd een prijsindicatie van € 600,00 gegeven. Ook werd aangegeven dat er gedurende de onderhoudsbeurt regelmatig contact zou worden opgenomen met [gedaagde] , eventueel om meerwerk te bespreken. Dit heeft [eiser] ook gedaan, maar enkel om mede te delen dat de auto bijna klaar was. Er werd niet gezegd dat er bijzondere werkzaamheden waren verricht, die tot een verhoging van de kosten leidden. Bij het ophalen van de auto is [gedaagde] ook alleen medegedeeld dat de factuur zal worden nagezonden. Zij heeft de factuur echter nooit ontvangen. Zij ontving een aantal maanden later een aanmaning (zonder specificatie) via aangetekende post. Pas in november 2021 ontving zij de factuur en zag zij dat er twee banden, de remblokken en remschijven waren vervangen. Deze waren echter al twee maanden voor de onderhoudsbeurt vervangen door een andere garage, nadat de banden van de auto lek waren gestoken. Deze werkzaamheden zijn dus niet uitgevoerd. [eiser] pleegt dan ook fraude door deze wel door te berekenen. Daarbij is geen toestemming gevraagd door [eiser] aan [gedaagde] voor het uitvoeren van het meerwerk, terwijl het factuurbedrag door de vervanging van de banden, remschijven en remblokken ruim twee keer zoveel is als de prijsindicatie. Als die werkzaamheden van de factuur worden gehaald, blijft een bedrag lager dan € 850,00 over, zodat de gehele factuur in dat geval is betaald en zelfs teveel is betaald. [eiser] verkeert dan ook in schuldeisersverzuim. Daarbij heeft [gedaagde] al eerder bezwaar gemaakt tegen werkzaamheden op een factuur die niet waren uitgevoerd door [eiser] , zodat het niet ongebruikelijk is dat [eiser] werkzaamheden in rekening brengt die niet zijn uitgevoerd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten, ook als de hoofdsom wordt toegewezen, worden afgewezen, nu deze de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de auto op 21 januari 2021 voor onderhoud heeft aangeboden bij [eiser] . [eiser] heeft vervolgens niet weersproken dat [gedaagde] een prijsindicatie van € 600,00 euro is voorgehouden en is medegedeeld dat contact met haar zou worden opgenomen als er sprake zou zijn van onvoorzien meerwerk. [eiser] voert immers aan dat € 600,00 een gebruikelijk bedrag is voor een onderhoudsbeurt en dat het gebruikelijk is dat zij contact opneemt met een klant als sprake is van onvoorzien meerwerk. Zij stelt dat in dit geval ook contact is opgenomen met [gedaagde] en [gedaagde] akkoord is gegaan met de uitgevoerde werkzaamheden aan banden en remmen. Tot slot staat tussen partijen vast dat [eiser] een bedrag van € 1.296,72 heeft gefactureerd aan [gedaagde] voor de onderhoudsbeurt en het meerwerk en dat [gedaagde] dit bedrag deels onbetaald heeft gelaten.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat het verweer van [gedaagde] tegen de hoofdsom en de nevenvorderingen uiteen valt in drie stellingen:
De werkzaamheden zijn niet uitgevoerd. Twee maanden eerder waren de banden, remschijven en remblokken al vervangen dus het is onmogelijk dat die al weer aan vervanging toe waren;
Er is nooit de opdracht gegeven voor die werkzaamheden, want er is tijdens de onderhoudsbeurt wel contact opgenomen met [gedaagde] maar niet gesproken over meerwerk;
Er zijn geen of nauwelijks buitengerechtelijke werkzaamheden verricht.
4.3.
De kantonrechter gaat niet mee in de eerste betwisting omdat de stellingen van [gedaagde] niet kloppen met de feiten. Immers, uit de verklaring van de heer [naam] en uit de stellingen van [gedaagde] volgt dat de banden van de auto pas in november 2021 lek zijn gestoken en niet in november 2020. Dit betekent dat de werkzaamheden van [naam] hebben plaatsgevonden ruim negen maanden later dan de werkzaamheden van [eiser] in plaats van twee maanden ervoor. Het klopt dus niet dat de banden, remschijven en remblokken recent waren vervangen op het moment dat [eiser] de werkzaamheden uitvoerde. [gedaagde] heeft haar betwisting verder niet onderbouwd, terwijl [eiser] wel heeft onderbouwd dat de in rekening gebrachte onderdelen ook daadwerkelijk rond de datum van de reparatie op het kenteken van de auto zijn besteld. [gedaagde] stelt dat sprake is van fraude, maar daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing. Het eerste argument van [gedaagde] slaagt dus niet.
4.4.
Ten aanzien van het tweede argument zijn partijen het erover eens dat voor het uitvoeren van de grote beurt een richtprijs van € 600,- was afgesproken, dat er contact zou plaatsvinden indien tijdens de uitvoering van de beurt de noodzaak tot meerwerk zou plaatsvinden en dat er ook daadwerkelijk tijdens de uitvoering van de beurt telefonisch contact is geweest tussen de monteur en [gedaagde] . Partijen verschillen erover van mening of er tijdens dat telefoongesprek is gesproken over meerwerk. [eiser] zegt van wel en dat [gedaagde] toestemming heeft gegeven voor het vervangen van onderdelen en voor de banden ook een keuze voor een merk heeft gemaakt. [gedaagde] betwist dat over meerwerk is gesproken en dat alleen is gezegd dat de auto een uurtje later klaar zou zijn. De kantonrechter gaat voorbij aan deze betwisting. De feiten die [eiser] stelt passen in hun standaard werkwijze. Er is geen argument te bedenken waarom er wèl het hiervoor vermelde telefonisch contact plaatsvindt, het meerwerk ook daadwerkelijk is uitgevoerd, zoals hierboven al is geoordeeld, maar er niet over het meerwerk is gesproken tijdens het telefoongesprek. Gelet op alle omstandigheden acht de kantonrechter de betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Het argument slaagt dus niet.
4.5.
De hoofdsom van een bedrag van € 1.296,72 is toewijsbaar.
4.6.
[eiser] vordert een bedrag van € 67,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn uitgevoerd. Immers, [gedaagde] heeft niet weersproken dat hij per Whatsappbericht en aangetekende post is aangemaand. Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 (te vinden onder: ECLI:NL:HR:2014:1405) volgt dat in dat geval al buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn. Het gevorderde bedrag komt vervolgens overeen met het geldende forfaitaire tarief, zodat het gevorderde bedrag toewijsbaar is.
4.7.
De gevorderde verschenen wettelijke handelsrente van een bedrag van € 160,19 en de gevorderde toekomstige wettelijke rente zijn, als gegrond op de wet, toewijsbaar.
4.8.
Rekening houdende met de betaling van een bedrag van € 850,00 en hetgeen is bepaald in artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek resteert een verschuldigd bedrag aan hoofdsom van € 673,92. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,33
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
405,00
(3,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
903,83

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 673,92, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 903,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.