ECLI:NL:RBZWB:2024:4155
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht na aantreffen drugs
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar bijstandsuitkering beoordeeld. Eiseres ontving vanaf 13 september 2021 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout heeft op 14 maart 2023 besloten om deze bijstandsuitkering terug te vorderen over de periode van 13 september 2021 tot en met 1 mei 2022. Dit besluit volgde op een inval door de politie op 30 april 2022, waarbij handelshoeveelheden drugs in de woning van eiseres werden aangetroffen. Het college stelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van het drugsbezit, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat eiseres de inlichtingenplicht had geschonden voor de gehele periode van bijstandsverlening. De rechtbank beperkte de terugvordering tot de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022, omdat er geen objectieve gegevens waren die aantoonden dat eiseres eerder dan 30 april 2022 over de drugs beschikte. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres moesten worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig bewijs te verzamelen bij besluiten tot terugvordering van bijstandsuitkeringen, vooral in situaties waarin persoonlijke omstandigheden van belang zijn.