ECLI:NL:RBZWB:2024:4161
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Weigering van de indicatie banenafspraak door het UWV en de beoordeling van de psychische en fysieke beperkingen van de eiser
Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het UWV, waarbij eiser in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Indicatie banenafspraak. Eiser had op 30 september 2021 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 15 december 2021 werd afgewezen, omdat hij in staat werd geacht het minimumloon te verdienen. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 21 juni 2023. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
Eiser voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen nadere informatie in te winnen over zijn psychische problematiek, ondanks dat deze al jaren aanwezig was. Hij overhandigde medische documenten ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder een verwijsbrief voor de GGZ en een behandelplan. De rechtbank beoordeelde of het UWV op goede gronden had geweigerd om eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV hadden vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat was om de drempelfunctie Montagemedewerker uit te voeren, wat betekent dat hij het minimumloon kon verdienen.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiser een Indicatie banenafspraak te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV voldoende was en dat er geen reden was om een deskundige te raadplegen. Eiser had geen belemmeringen ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bepaalde dat het UWV het griffierecht en proceskosten aan eiser moest vergoeden, in totaal € 1.800,-.