ECLI:NL:RBZWB:2024:4161

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
23/8882
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de indicatie banenafspraak door het UWV en de beoordeling van de psychische en fysieke beperkingen van de eiser

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het UWV, waarbij eiser in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Indicatie banenafspraak. Eiser had op 30 september 2021 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 15 december 2021 werd afgewezen, omdat hij in staat werd geacht het minimumloon te verdienen. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 21 juni 2023. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

Eiser voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen nadere informatie in te winnen over zijn psychische problematiek, ondanks dat deze al jaren aanwezig was. Hij overhandigde medische documenten ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder een verwijsbrief voor de GGZ en een behandelplan. De rechtbank beoordeelde of het UWV op goede gronden had geweigerd om eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV hadden vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat was om de drempelfunctie Montagemedewerker uit te voeren, wat betekent dat hij het minimumloon kon verdienen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiser een Indicatie banenafspraak te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV voldoende was en dat er geen reden was om een deskundige te raadplegen. Eiser had geen belemmeringen ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bepaalde dat het UWV het griffierecht en proceskosten aan eiser moest vergoeden, in totaal € 1.800,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/8882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Indicatie banenafspraak.
1.2.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 15 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser heeft op 30 september 2021 bij het UWV een Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend.
2.2.
Met het primaire besluit van 15 december 2021 heeft het UWV geweigerd aan eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen, omdat hij het minimumloon kan verdienen.
2.3.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4.
Met het bestreden besluit van 21 juni 2023 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

3.1.
Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Ten onrechte is er geen nadere informatie ingewonnen over zijn psychische problematiek, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) aangeeft dat zijn psychische klachten al meerdere jaren aanwezig zijn.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verwijsbrief voor de GGZ van 26 januari 2022 overgelegd en een behandelplan van 6 november 2023. Hieruit blijkt volgens eiser dat hij zeer hoog scoort op agressiviteit, depressiviteit, angst en somatische en cognitieve klachten.
3.3.
Volgens eiser is het, mede gelet op deze informatie, evident dat zijn beperkingen zijn onderschat en er ten onrechte geen beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren zijn gesteld. Zijn psychische problematiek is veelzijdig en al vele jaren aanwezig. Dat er rond datum in geding geen sprake was van een lopende behandeling betekent niet dat eiser in de periode daarvoor en daarna geen behandeling heeft gehad. Daarnaast blijkt volgens eiser uit de aard van zijn psychische problematiek dat er sprake is doorlopende problematiek die zijn oorsprong heeft in onder meer een eventuele persoonlijkheidsstoornis of hechtings-problematiek in de kinderjaren. Als gevolg van zijn problematiek kan eiser (zonder hulp) geen loonvormende arbeid verrichten.
3.4.
Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te raadplegen.
3.5.
Tot slot stelt eiser de als drempelfunctie aangewezen functie Montagemedewerker vanwege het contact met de collega’s niet te kunnen uitvoeren. In deze functie worden de producten door een collega gecontroleerd. Dat maakt deze functie ongeschikt voor eiser.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden geweigerd heeft aan eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen.
5.2.
Een aanvrager kan in aanmerking komen voor een Indicatie banenafspraak als hij beperkingen heeft door ziekte/gebrek, die nog minimaal zes maanden voortduren. Verder moet hij door die beperkingen niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen, ook niet met inzet van ondersteuning in de vorm van een voorziening.
5.3.
Het UWV heeft geweigerd aan eiser een Indicatie banenafspraak te verstrekken omdat hij het minimumloon kan verdienen. Het UWV heeft die conclusie gebaseerd op de bevindingen van een verzekeringsarts, een verzekeringsarts b&b, een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
Medische beoordeling
5.4.1.
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur, hem lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met klachten van het bewegingsapparaat, met name lage rugklachten met spondylose. Hiervoor heeft eiser in het verleden facetinfiltraties gehad maar zonder veel effect. Op dit moment heeft eiser nog een pijnstiller, maar die geeft eveneens weinig effect. Bij onderzoek zijn er volgens de verzekeringsarts geen aanwijzingen voor een radiculair klachtenpatroon. Er is normale kracht en sensibiliteit en een redelijke functie van de lage wervelkolom. Daarnaast is eiser bekend met een leiomyoom van de maag en slaapapneu waarvoor een conservatief beleid geldt. Verder zijn er geen lopende behandelafspraken, behoudens een controle vanwege de maagaandoening. De verzekeringsarts stelt dat er lichte beperkingen zijn ten aanzien van de belasting van de rug en dat fysiek lichtere werkzaamheden als uitgangspunt kunnen worden genomen. Eiser is beperkt voor wat betreft trilbelasting op de romp, frequent bukken en buigen tot 150 keer per uur maximaal
60 graden, zwaar tillen, duwen en trekken tot maximaal 15 kg en langdurig aaneengesloten lopen en staan tot maximaal 1 uur.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting en dossieronderzoek verricht. Hij heeft de medische gegevens die in bezwaar zijn ontvangen betrokken in zijn onderzoek. Het gaat onder meer om medische informatie van verschillende neurologen uit 2023, van de KNO-arts van 16 februari 2023, van de internist-nefroloog van 23 september 2022 en van een arts interne geneeskunde uit 2022. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met chronische rugklachten vanwege slijtage. Verder is hij bekend met een goedaardige tumor, waarvoor hij onder controle is, en slaapapneu waarvoor hij een CPAP-masker gebruikt. In 2016 was er sprake van een hartritmestoornis maar na behandeling zijn er geen klachten meer aanwezig. Daarnaast was er in 2018 psychische problematiek waarvoor eiser in 2019 therapie heeft gekregen. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiser benutbare mogelijkheden heeft. Hij is niet opgenomen, bedlegerig noch ADL-afhankelijk en er is geen sprake van een aandoening met slechte prognose op korte termijn. Volgens de verzekeringsarts b&b is het onderzoek door de primaire verzekeringsarts voldoende uitgebreid en zorgvuldig geweest en zijn conclusies zijn voldoende onderbouwd door de aanwezige gegevens, de anamnese en eigen medisch onderzoek. De verzekeringsarts b&b erkent dat er in bezwaar blijkt van klachten aan de armen, maar dat is van na datum in geding. De verzekeringsarts b&b heeft daar dan ook geen rekening mee gehouden. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat met fysiek licht werk voldoende rekening wordt gehouden met eisers beperkingen. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden om vanwege psychische problematiek beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren aan te nemen. In 2018 is bij eiser PTSS vastgesteld. Hij heeft daarvoor in 2019 therapie ondergaan. Daarna was er geen indicatie voor behandeling. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiser geen therapie had en geen medicatie. Eiser heeft ook geen belemmeringen op psychisch gebied aangegeven en bij het onderzoek bij de primaire verzekeringsarts zijn er ook geen bijzonderheden waargenomen. Het blijkt dat eiser al jaren dezelfde psychische klachten heeft maar rond datum in geding was er geen noodzaak om hulp in te schakelen.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de beroepsgronden en de door eiser overgelegde gegevens, waaronder het behandelplan van 6 november 2023. De verzekeringsarts b&b ziet daarin aanleiding voor wijziging van het standpunt. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat uit de ontvangen informatie blijkt dat eiser na de datum in geding van 15 december 2021 een verwijzing bij de huisarts heeft gevraagd vanwege zijn psychische problematiek. Na onderzoek blijkt sprake te zijn van een Andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis en een Andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Bij deze stoornissen is sprake van lijdensdruk en/of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen. De verzekeringsarts b&b ziet daarom reden om beperkingen op sociaal functioneren aan te nemen. Eiser is beperkt in het uiten van eigen gevoelens, samenwerken, omgaan met conflicten, in contacten met klanten, patiënten of hulpbehoevenden en op werk met leidinggevende aspecten.
5.4.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze laatste rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat het medisch onderzoek niet helemaal volledig is geweest en de eerder vastgestelde beperkingen door de primaire verzekeringsarts en in bezwaar niet volledig juist. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft namelijk geen aanwijzingen dat de verzekeringsarts b&b eisers beperkingen in beroep niet juist heeft vastgesteld.
Voor zover eiser zijn standpunt dat hij geen loonvormende arbeid kan verrichten handhaaft – gelet op zijn verklaring op zitting dat hij momenteel in deeltijd als taxichauffeur werkt – overweegt de rechtbank dat van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden pas sprake kan zijn als er geen benutbare mogelijkheden zijn. De criteria daarvoor zijn vastgelegd in artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Er worden alleen geen benutbare mogelijkheden aangenomen als betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of instelling, bedlegerig is, lichamelijk niet zelfredzaam is of als gevolg van een ernstige psychische stoornis psychisch niet zelfredzaam is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd dat eiser niet aan die criteria voldoet.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de verzekeringsarts b&b in beroep geen aspecten van eisers gezondheidssituatie heeft gemist, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te raadplegen. Daarbij vindt de rechtbank voorts van belang dat niet is gebleken dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat zijn beperkingen zijn onderschat. Eiser heeft namelijk medische informatie van zijn behandelaars overgelegd [1] .
Arbeidskundige beoordeling
5.5.1.
De arbeidsdeskundige acht eiser, met inachtneming van de door de primaire verzekeringsarts gestelde beperkingen, in staat om de drempelfunctie Montagemedewerker/ bestukker (Sbc-code 111180) te verrichten. Voor wat betreft opleiding en ervaring voldoet eiser volgens de arbeidsdeskundige aan de eisen voor deze functie. Daarnaast overschrijdt de belasting in deze functie eisers belastbaarheid niet. De arbeidsdeskundige concludeert dat een Indicatie banenafspraak, gelet op de daarvoor geldende criteria en vastgestelde beperkingen, niet aan de orde is en niet het geëigende instrument om eiser op de banenmarkt te re-integreren.
Ook de arbeidsdeskundige b&b acht de drempelfunctie Montagemedewerker/bestukker passend voor eiser. Eiser voldoet aan het opleidingsniveau van deze functie. Daarnaast betreft het licht fysiek en zittend werk waarbij tussentijds vertreden kan worden. In dit werk is trillingsbelasting niet aan de orde. Daarmee is deze functie passend. Dit betekent dat eiser in staat kan worden geacht het minimumloon te verdienen en komt hij niet in aanmerking voor een indicatie banenafspraak.
In beroep heeft de arbeidsdeskundige b&b, met inachtneming van de door de verzekeringsarts b&b in beroep gestelde extra beperkingen, de drempelfunctie Montagemedewerker/bestukker beoordeeld op geschiktheid. De arbeidsdeskundige b&b stelt dat in deze functie niet wordt gewerkt met klanten, cliënten of patiënten en dat er geen sprake is van samenwerken of leidinggeven. De arbeidsdeskundige b&b komt tot de conclusie dat deze functie ook met de gestelde extra beperkingen geschikt is voor eiser.
5.5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd dat de drempelfunctie Montagemedewerker (nog steeds) passend is voor eiser.
Uit de beschrijving van deze functie blijkt dat het contact met collega’s minimaal is. Alhoewel er sprake is/kan zijn van controle door een collega gaat het alleen om het eerste product van een opdracht of een controle op verzoek. De rechtbank acht dit zodanig minimaal dat zij daarin geen reden ziet om de functie Montagemedewerker niet geschikt te achten voor eiser.

Conclusie en gevolgen

6.1.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het UWV, waarbij geweigerd is aan eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.
6.2.
Omdat artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt hij een vergoeding voor zijn proceskosten.
Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, op 18 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet financiering sociale verzekeringen
Artikel 38b
1. In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid of ten behoeve van wie loonkostensubsidie wordt verstrekt op grond van artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, dan wel van wie door het college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen gesteld aan een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid minder bedraagt dan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet,
Artikel 38d
1. Het UWV draagt zorg voor de inrichting en de adequate werking van de registratie van arbeidsbeperkten en is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, onderdeel 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming met betrekking tot de verwerking van gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in die verordening, ten behoeve van deze registratie.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in ieder geval met betrekking tot:
c. de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e, ten behoeve van de opname van personen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
Besluit SUWI
Artikel 3.5
1. Het UWV verricht op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wfsv een beoordeling of die persoon in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, te verdienen.
3. In het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt door het UWV het arbeidsvermogen van de betrokken persoon beoordeeld.
4. Het arbeidsvermogen, bedoeld in het derde lid, wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het UWV hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
5. Onder een drempelfunctie als bedoeld in het vierde lid wordt verstaan een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
6. Indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren wordt de persoon niet geacht in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die een persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
7. Indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen wordt de persoon geacht in staat te zijn het minimumloon te verdienen.

Voetnoten

1.zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:391)