Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 6 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonkwartier en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiser, Woonkwartier, heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden na de sluiting van de woning door de burgemeester op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, vanwege de vondst van explosief materiaal in de woning. De huurder betwistte de spoedeisendheid van de vordering tot ontruiming, maar de kantonrechter oordeelde dat de ontruiming van een woning van nature spoedeisend is. Woonkwartier heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd door te stellen dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen door explosief materiaal in de woning te bewaren. De kantonrechter overwoog dat de huurder verantwoordelijk is voor wat zich in het gehuurde bevindt, ongeacht zijn kennis van de explosieve aard van de materialen. De kantonrechter concludeerde dat de buitengerechtelijke ontbinding niet onaanvaardbaar was en dat de vordering tot ontruiming moest worden toegewezen. De huurder werd veroordeeld om binnen één maand het gehuurde te ontruimen en in de proceskosten te worden veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.