ECLI:NL:RBZWB:2024:4281
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Drimmelen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 juli 2023. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 24 februari 2023 de waarde van de woning te Drimmelen op 1 januari 2022 vastgesteld op € 332.000. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelt dat de waarde maximaal € 224.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en een taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van belanghebbende en de beroepsgronden. De rechtbank stelt vast dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) inhoudt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde, onder andere door het gebruik van vergelijkingsmethoden en referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van belanghebbende ongegrond is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer en openbaar gemaakt op 19 juni 2024.