Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren op een plek die niet was toegestaan voor zijn voertuig. De gedraging vond plaats op 20 maart 2022 te Roosendaal. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, was wel aanwezig.
De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene een parkeerticket had aangeschaft via de Parkmobile-app en dat er een fotografische opname van de gedraging was gemaakt, maar deze niet was ontvangen. Daarnaast werd er een onjuiste feitcode voor de boete opgelegd, en werd verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren en verwees naar een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd gesteld dat de verbalisant de juiste feitcode had toegepast.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.