In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Markiezaatsweg te Bergen op Zoom op 14 oktober 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat de betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven door de verbalisant, voldoende is bewezen. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht door de officier van justitie leidt tot vernietiging van diens beslissing, maar dat de boete terecht is opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding. De kantonrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures, maar bevestigt ook de geldigheid van de opgelegde boete op basis van de beschikbare bewijsstukken.