Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/11718, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 365,- niet tijdig was betaald. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en had hem de gelegenheid gegeven om dit binnen een bepaalde termijn te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen heeft belanghebbende het griffierecht niet op tijd betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn, maar dit verzoek is afgewezen omdat de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.