ECLI:NL:RBZWB:2024:4631

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
23/12025
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanwijzing veiligheidsrisicogebied in Roosendaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De eiser, die woont in de nabijheid van een aangewezen veiligheidsrisicogebied, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om negen locaties in Roosendaal aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied voor de periode van 5 mei 2023 tot en met 4 augustus 2023. De burgemeester verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat hij volgens de burgemeester geen belanghebbende was. De eiser stelde dat hij door zijn dagelijkse reis naar zijn werk door het gebied wel degelijk belanghebbende was.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 29 mei 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser en de burgemeester zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet voldoet aan de criteria van een objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat direct omwonenden van veiligheidsrisicogebieden, anders dan de eiser, wel als belanghebbenden worden aangemerkt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de burgemeester om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/12025 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Roggenkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal , de burgemeester

(gemachtigde: mr. I.J.A.M. Jongeneelen).

Inleiding

1. Bij besluit van 5 mei 2023 heeft de burgemeester negen locaties in de gemeente Roosendaal voor de periode van 5 mei 2023 tot en met 4 augustus 2023 aangewezen als veiligheidsrisicogebied. [1] Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Met het besluit van 2 november 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens het college de gemachtigde, mr. I. Menzel en mr. F.F.C. van Halen. Eiser zelf was niet aanwezig bij de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan de [adres] te [plaats 1] . Hij maakt structureel gebruik van de snelweg (de A58 via afrit 23) om naar zijn werk in [plaats 3] te gaan.
2.1.
Volgens de bestuurlijke rapportage ‘Aantasting openbare orde & leefbaarheid: (vuur)wapens in [plaats 1] ’ van Politie Basisteam [plaats 1] hebben vanaf de zomer 2022 acht incidenten met vuurwapens plaatsgevonden. In een omgevingsbeeld van april 2023, opgesteld door de gemeente, wordt gesteld dat inwoners uit [plaats 1] een groot gevoel van onveiligheid ervaren.
2.2.
De burgemeester heeft geprobeerd de geconstateerde schending van de openbare orde te herstellen met het inzetten van diverse maatregelen zoals verscherpt politietoezicht, cameratoezicht en buurtbijeenkomsten voor inwoners.
2.3.
Mede op basis van genoemde rapportage heeft de burgmeester op 5 mei 2023 met het ‘Aanwijsbesluit veiligheidsrisicogebieden toegangswegen [plaats 1] 2023’ (hierna: het aanwijsbesluit) negen veiligheidsrisicogebieden aangewezen voor een periode van drie maanden. Mensen die zich in een van deze gebieden bevinden, konden na een last van de officier van justitie onderworpen worden aan onder meer preventief fouilleren. [2]
2.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit tot aanwijzen van veiligheidsrisicogebieden van de toegangswegen van de gemeente Roosendaal . Volgens hem is het aanwijsbesluit in strijd met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.5.
De burgemeester heeft met het bestreden besluit het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens hem geen belanghebbende is.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van eisers bezwaren, omdat hij geen belanghebbende zou zijn bij het besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is eiser belanghebbende bij het aanwijzingsbesluit?
5. De rechtbank dient te beoordelen of eiser belanghebbende is omdat alleen een belanghebbende bezwaar kan instellen. Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van een objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang, dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken moet er een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van een besluit en de belangen van een partij. Bij een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang wordt niet voldaan aan de eis dat een belang rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. [3]
Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), dient degene die bezwaar wil maken tegen een besluit van algemene strekking, zoals een aanwijzingsbesluit, daarbij een bijzonder, individueel belang te hebben, waarin hij zich in voldoende mate onderscheidt van anderen. Een dergelijk belang kan gelegen zijn in de omstandigheid dat iemand woont of werkt in het aangewezen gebied, daar een bedrijf exploiteert, gerechtigde is ten aanzien van een aldaar gesitueerd onroerend goed, of anderszins is genoopt daar duurzaam en op gezette tijden te verblijven. [4]
5.1.
Eiser stelt dat hij belanghebbende is omdat hij slechts enkele straten van het veiligheidsrisicogebied woont en bijna iedere dag door dit gebied moet reizen om naar zijn werk te gaan. Door de aard en vormgeving van het besluit is het onmogelijk om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, omdat er niemand woont of werkt in dit gebied. Hiermee wordt het principe van rechtsbescherming omzeild terwijl de ABRvS veel waarde hecht aan laagdrempelige rechtsbescherming bij de inzet van ingrijpende bevoegdheden zoals bij de aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 9 november 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU5839.
5.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat eiser geen voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. In de nabijheid wonen van een veiligheidsrisicogebied is naar oordeel van de burgemeester een relatief en subjectief begrip. Eiser heeft geen zicht op het aangewezen gebied en is meerdere straten ervan verwijderd. Uit rechtspraak blijkt dat een louter subjectief gevoel niet voldoende is om rechtstreeks bij het besluit betrokken belang is. Verder is volgens de burgemeester werkverkeer ontoereikend voor het oordeel dat eiser zich in voldoende mate van anderen onderscheidt. Er zijn alternatieve wegen die open stonden voor eiser om door en uit [plaats 1] te reizen, waarbij hij niet door een veiligheidsrisicogebied hoefde te reizen. Dat eiser belanghebbende is op grond van de aard van het besluit blijkt niet uit enige wet- en regelgeving of jurisprudentie, zo stelt de burgemeester.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht niet is aangemerkt als belanghebbende. De stelling van eiser dat het criterium om als belanghebbende te worden aangemerkt ruimer moet worden opgevat, gelet op de vormgeving van het besluit om daarmee de rechtsbescherming te waarborgen, volgt de rechtbank niet. De burgemeester heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat direct omwonenden van veiligheidsrisicogebieden, anders dan eiser, wel als belanghebbenden worden aangemerkt en zich om deze reden voldoende onderscheiden van eiser. Verder stelt de rechtbank vast dat tegen het besluit een reëel rechtsmiddel openstond. Zo kon eiser ook om een voorlopige voorziening verzoeken. Dat eiser dat heeft nagelaten vanwege financiële en/of praktische redenen, houdt niet in dat er geen enkele rechtsbescherming openstond tegen het besluit van de burgemeester. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser als belanghebbende aan te merken gelet op de gestelde inperking van zijn bewegingsvrijheid. De burgemeester heeft voldoende onderbouwd dat eiser alternatieve routes kon gebruiken om, zonder noemenswaardig tijdsverlies en zonder daarbij een veiligheidsrisicogebied te moeten doorkruisen, naar zijn werk toe te gaan.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepsgronden slagen niet. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de burgemeester eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan de vraag of eiser nog procesbelang heeft, komt de rechtbank daarom niet toe.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier op 2 juli 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2, eerste lid:
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 7:1, eerste lid:
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken (…)
Artikel 8:1:
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 151b van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2:76 van de Algemene plaatselijke verordening Roosendaal .
2.Op grond van artikel 52, derde lid, van de Wet wapens en munitie.
3.ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2921:1589.
4.ABRvS 9 maart 2005, ECLI:NL:RVS:AS9248.