In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De eiser, die woont in de nabijheid van een aangewezen veiligheidsrisicogebied, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om negen locaties in Roosendaal aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied voor de periode van 5 mei 2023 tot en met 4 augustus 2023. De burgemeester verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat hij volgens de burgemeester geen belanghebbende was. De eiser stelde dat hij door zijn dagelijkse reis naar zijn werk door het gebied wel degelijk belanghebbende was.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 29 mei 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser en de burgemeester zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet voldoet aan de criteria van een objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat direct omwonenden van veiligheidsrisicogebieden, anders dan de eiser, wel als belanghebbenden worden aangemerkt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de burgemeester om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.