ECLI:NL:RBZWB:2024:4681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/1817 en 24/1818 en 24/1819 en 24/1820
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaken

Op 8 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/1817, 24/1818, 24/1819 en 24/1820, waarbij de rechtbank de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepen betroffen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2019 tot en met 2022. De rechtbank oordeelde dat de beroepen te laat waren ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 15 november 2023, terwijl het beroepschrift pas op 30 januari 2024 was ingediend. De rechtbank overwoog dat de redenen die de belanghebbende aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren. De belanghebbende had geen aannemelijke argumenten gepresenteerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekende dat het bestreden besluit in stand bleef en er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/1817, 24/1818, 24/1819 en 24/1820

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 3 november 2023. De beroepen zien op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2019 tot en met 2022 met aanslagnummers [aanslagnummer].H.96.01, [aanslagnummer].H.06.01, [aanslagnummer].H.16.01 en [aanslagnummer].H.26.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat deze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Zijn de beroepen te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraken op bezwaar 3 november 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus voor alle zaken op 15 november 2024.
4.1.
Belanghebbende heeft op 30 januari 2024 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende redenen gegeven. Belanghebbende was in afwachting van ontwikkelingen naar aanleiding van het commissiedebat van de vaste commissie voor financiën dat plaatsvond op 27 juni 2023 en de brief van 26 oktober 2023 van de staatssecretaris van Financiën van 26 oktober 2023 over de Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) voor oud-militairen. Hij was in afwachting van een definitieve beslissing van de staatssecretaris van Financiën en de invloed van het programma Radar van Avro Tros op onder meer de mogelijke wijziging van de regelgeving.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken. Er is geen sprake van niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden die tot gevolg hadden dat het beroepschrift na de termijn is ingediend. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is geweest om tijdig een beroepschrift in te dienen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma beroep). Uiteindelijk heeft belanghebbende ook beroep ingesteld, voordat die ontwikkelingen plaatsvonden. Belanghebbende had tijdig een beroepschrift in kunnen dienen en deze gedurende de procedure kunnen aanvullen als er ontwikkelingen waren die daarvoor aanleiding gaven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 8 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.