ECLI:NL:RBZWB:2024:4777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
AWB-23_1694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep om vergoeding van immateriële schade in het kader van WOZ-waarde en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade dat is gedaan in het kader van een beroepsprocedure tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 januari 2023. Belanghebbende heeft op 25 juni 2024 een intrekking van het beroep ingediend, waarna partijen een compromis hebben gesloten over de WOZ-waarde en de proceskostenvergoeding.

De rechtbank beslist op het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van immateriële schade, waarbij een beroep wordt gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep twee jaar bedraagt, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift op 4 maart 2022. Deze termijn is met afgerond 5 maanden overschreden, wat aanleiding geeft tot schadevergoeding.

De rechtbank bepaalt de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn op € 50 per (gedeelte van een) half jaar. Belanghebbende heeft niets gesteld over de omvang van het financiële belang, maar de rechtbank gaat er in het voordeel van belanghebbende van uit dat dit tenminste € 15,- is, maar niet meer dan € 1000,-. De rechtbank concludeert dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 50, die rechtstreeks aan belanghebbende moet worden betaald. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van deze vergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 15 juli 2024. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1694

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. van der Weide, verbonden aan Bezwaarmaker.nl),
en
de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland(gemeente Sluis), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade dat is gedaan in het kader van een beroepsprocedure tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 januari 2023.
1.1.
Belanghebbende is in beroep gekomen. Op 25 juni 2024 heeft de rechtbank een intrekking van het beroep van belanghebbende ontvangen. Partijen hebben een compromis gesloten over de WOZ-waarde en de proceskostenvergoeding.

Overwegingen

2. Belanghebbende heeft bij intrekking een verzoek tot vergoeding van immateriële schade gedaan, op welk verzoek de rechtbank in deze uitspraak beslist. Belanghebbende doet een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024. [1]
2.1.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is op 4 maart 2022 door de heffingsambtenaar ontvangen. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 5 maanden overschreden.
2.2.
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in gevallen waar sprake is van een waardebepaling in het kader van de Wet WOZ, dan wel van aanslagen opgelegd door een heffingsambtenaar ziet de rechtbank aanleiding de omvang van deze vergoeding te bepalen op € 50 per (gedeelte van een) half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Belanghebbende heeft niets gesteld over de omvang van het financiële belang. De rechtbank gaat er in het voordeel van belanghebbende van uit dat dit tenminste € 15,- is, maar niet meer dan € 1000,-. [2] Hoewel de rechtbank, gelet op het zojuist aangehaalde arrest van de Hoge Raad, kan volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is geschonden, gaat zij ervan uit dat sprake is van enige mate van spanning en frustratie. De veronderstelde spanning en frustratie rechtvaardigt een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook recht op een schadevergoeding van € 50. Het door belanghebbende aangehaalde arrest maakt dit niet anders. De vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [3]
2.3.
De bezwaarfase is geëindigd met het op de voorgeschreven wijze bekendmaken van de uitspraak op bezwaar op 24 januari 2023. De bezwaarfase heeft afgerond 11 maanden geduurd en daarmee 5 maanden te lang. De brengt mee dat het gehele bedrag voor rekening komt van de heffingsambtenaar.
2.4.
Partijen hebben reeds een compromis over de proceskosten. Proceskostenvergoeding in verband met het toe te wijzen verzoek om immateriële schadevergoeding is daarom niet aan de orde.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 15 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ