In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat een executiegeschil centraal tussen de vrouw en de man, ouders van een minderjarige. De vrouw heeft in kort geding gevorderd om het executoriaal beslag dat op haar salaris is gelegd op te heffen, omdat zij stelt dat zij zich aan de contactregeling met de man heeft gehouden. De man heeft echter een opeisbare vordering, omdat de vrouw op 1 november 2023 niet heeft voldaan aan de contactregeling die was vastgesteld in een eerder vonnis. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 9 januari 2024, waarbij de belangen van de minderjarige en de persoonlijke levenssfeer van partijen voorop stonden. De vrouw heeft aangevoerd dat zij financiële problemen heeft en dat de man misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw in gebreke is gebleven en dat de man recht heeft op de opgelegde dwangsommen. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen, terwijl de man in reconventie een wijziging van de contactregeling heeft doorgevoerd, waarbij de vrouw verplicht wordt om de contactregeling na te leven. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom van € 250 per dag opgelegd voor het geval de vrouw in gebreke blijft.