ECLI:NL:RBZWB:2024:4930

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/02/418289 FA RK 24-307
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang in een complexe familierechtelijke zaak met trauma's

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende verzoeken tot vervangende toestemming voor erkenning, gezag en omgang van twee minderjarigen. De man, die zich als de biologische vader van de kinderen beschouwt, heeft verzocht om toestemming van de rechtbank om de kinderen te erkennen, nu zij al erkend zijn door de juridische vader. De rechtbank hanteert een strikte maatstaf, omdat de man jarenlang geen actie heeft ondernomen om zijn rechten te doen gelden. De vrouw, die de kinderen alleenstaand heeft opgevoed, heeft verweer gevoerd en de verzoeken van de man afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen misbruik van bevoegdheid door de vrouw is geweest bij het geven van toestemming aan de juridische vader voor de erkenning. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake is van (intended) family life tussen de man en de kinderen, maar dat het in het belang van de kinderen is om geen omgangsregeling vast te stellen, gezien de aanstaande traumabehandeling van de vrouw en de kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft zich bij dit advies aangesloten. De rechtbank heeft de taak van de bijzondere curator beëindigd, maar deze kan herleven indien een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummers: C/02/418289 FA RK 24-307
C/02/418307 FA RK 24-313 (provisioneel verzoek)
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Nadere beschikking betreffende erkenning, gezag en contact
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D. Vurdelja, gevestigd te Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de minderjarigen
[minderjarige 1]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015,
hierna te noemen: [minderjarige 1]
en
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2016,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
vertegenwoordigd door mr. M.A. Breewel-Witteveen in haar hoedanigheid als bijzondere curator,
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend zijnde adres,
advocaat: mr. J.A. Scanlan te Roosendaal,
[de juridische vader],
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [woonplaats 2] , [gemeente] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het nader procesverloop
1.1. De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- het op 19 januari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F-formulier van mr. Vurdelja van 5 februari 2024;
- de brief van mr. Vurdelja van 19 februari 2024 met bijlagen;
- de brief van mr. Vurdelja van 20 februari 2024 met bijlagen,
- de brief van deze rechtbank aan mr. Vurdelja van 27 februari 2024;
- het op 15 maart 2024 ontvangen aanvullend verzoek met bijlage;
- de beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2024 betreffende de benoeming van de bijzondere curator;
- het F-formulier van de bijzondere curator van 4 april 2024;
- het F-formulier van de bijzondere curator van 29 april 2024;
- de e-mail van deze rechtbank aan de bijzondere curator van 8 mei 2024;
- het verslag van de bijzondere curator van 27 mei 2024;
- het F-formulier van mr. Scanlan van 28 mei 2024;
- het F-formulier van mr. Scanlan van 31 mei 2024;
- de e-mail van deze rechtbank aan mr. Scanlan van 5 juni 2024;
- het verweerschrift van mr. Scanlan van 7 juni 2024.
1.2. De verzoeken zijn mondeling behandeld op 18 juni 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de man, bijgestaan door zijn advocaat, de advocaat van de vrouw, de bijzondere curator en een vertegenwoordigster namens de Raad.
De vrouw heeft aangegeven niet tijdens de mondelinge behandeling te kunnen verschijnen. Aan haar is de gelegenheid geboden via videobellen deel te nemen aan de mondelinge behandeling, maar zij is niet verschenen. Zij is vertegenwoordigd door haar advocaat. De juridische vader is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.

2.De verzoeken

2.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de toestemming van de vrouw te vervangen door de toestemming van de rechtbank aan de man om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te erkennen;
II. te bepalen dat de man met ingang van de datum van de beschikking tezamen met de vrouw het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
III. te bepalen dat tussen de man en de kinderen een omgangsregeling c.q. zorg- en contactregeling zal gelden inhoudende dat de man omgang met de kinderen zal hebben:
- de eerste twee maanden gedurende een dagdeel per week in het weekend;
- daarna gedurende twee maanden een hele dag per week gedurende de zaterdag of de zondag;
- daarna een weekend in de twee weken van vrijdagavond tot zondagavond, waarbij de man de kinderen ophaalt op vrijdag en de vrouw de kinderen op zondag weer bij de man ophaalt;
IV. een verdeling van de vakantie- en feestdagen te bepalen voor ieder jaar inhoudende dat de kinderen bij de man zullen verblijven conform het door de man voorgelegde schema, dan wel een vakantie- en feestdagenregeling door de rechtbank nader te bepalen, waarbij de kinderen door de man zullen worden opgehaald en na afloop door de vrouw zullen worden opgehaald, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
V. Als provisionele voorziening:
op een zo kort mogelijke termijn een datum en tijd te bepalen voor de mondelinge behandeling van het verzoek strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv en bij wijze van voorlopige voorziening een voorlopige omgangsregeling c.q. zorg- en contactregeling vast te stellen krachtens welke de man en de kinderen in afwachting van de definitieve vaststelling van de omgangsregeling c.q. zorg- en contactregeling gerechtigd zullen zijn tot contact op de navolgende wijze:
- de eerste twee maanden gedurende een dagdeel per week in het weekend;
- daarna gedurende twee maanden een hele dag per week gedurende de zaterdag of de zondag;
- daarna een weekend in de twee weken van vrijdagavond tot zondagavond waarbij de man de kinderen ophaalt op vrijdag en de vrouw de kinderen op zondag weer bij de man ophaalt;
althans op de door de rechtbank in goede justitie voorlopig te bepalen dagen en tijdstippen.
De man heeft aanvullend verzocht:
VI. de door de juridische vader gedane erkenning van de kinderen te vernietigen;
VII. een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen te behartigen opdat deze namens de kinderen een verzoek ex artikel 1:205 van het Burgerlijk Wetboek zal indienen tot vernietiging van de erkenning.
2.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man en heeft verzocht de verzoeken van de man af te wijzen.

3.De nadere beoordeling

3.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2024 heeft de rechtbank mr. Breewel-Witteveen benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de afstammingsverzoeken in te nemen.
3.2.
Op grond van de overgelegde stukken staat het volgende vast:
- [minderjarige 1] is geboren op [geboortedag 1] 2015. Op haar geboorteakte staat geen vader geregistreerd;
- [minderjarige 2] is geboren op [geboortedag 2] 2016. Op haar geboorteakte staat ook geen vader geregistreerd;
- uit het BRP is gebleken dat de man en de vrouw met de kinderen nimmer op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan;
- de juridische vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend op 21 maart 2023. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben toen de achternaam van de juridische vader gekregen;
- de moeder draagt het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- alle partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
De standpunten
3.3
De man legt aan zijn verzoeken - samengevat - ten grondslag dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wil erkennen, omdat hij hun vader is. De relatie tussen partijen is een jaar na de geboorte van [minderjarige 2] verbroken. Gedurende de relatie droegen partijen gezamenlijk de zorg voor de kinderen. De man woonde vlakbij de vrouw en was dagelijks bij haar aanwezig. De man vindt het van belang dat de kinderen weten wie hun vader is. Hij weet zeker dat hij de verwekker is van beide kinderen. De erkenning schaadt niet de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de kinderen of de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de kinderen. Om de kinderen te kunnen erkennen, dient de erkenning door de juridische vader te worden vernietigd. De man vindt dat de minder strikte maatstaf moet worden gehanteerd bij de beoordeling van dit verzoek. De man heeft lang gedacht er samen met de vrouw uit te kunnen komen. Zij hadden in 2022 nog contact met elkaar. Het mag de man niet tegengeworpen worden dat deze tijd is verstreken. Vervolgens heeft de man zich tot de advocaat gewend. Het heeft langere tijd geduurd om te achterhalen in welke gemeente de vrouw met de kinderen staat ingeschreven. Het heeft daardoor ook langer geduurd voordat het verzoek is ingediend. De moeder heeft binnen een jaar nadat ze de omgang tussen de kinderen en de man heeft gestopt, haar partner de kinderen laten erkennen. De juridische vader is gedetineerd. De vraag is welke band deze juridische vader dan met de kinderen heeft. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw enkel toestemming heeft gegeven aan de juridische vader om de kinderen te erkennen om te voorkomen dat de man de kinderen kan erkennen.
De man heeft daarnaast recht op omgang met de kinderen. Hij is een betrokken vader geweest. Nadat hij naar [woonplaats 1] is verhuisd, is de vrouw de omgangsregeling steeds vaker niet nagekomen. De man heeft de kinderen voor het laatst in mei 2022 gezien. De man heeft toen een bericht van de vrouw ontvangen dat hij de kinderen niet meer te zien krijgt. De man is vervolgens meerdere keren naar de woning van de vrouw gegaan. Veilig Thuis is betrokken geraakt. Omdat hij de kinderen niet had erkend, liep hij tegen dichte deuren aan. De vrouw is vervolgens zonder zijn medeweten verhuisd. Zij was onvindbaar voor hem. De man acht het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen dat zij regelmatig contact hebben met hem. De man wil met de vrouw afspraken maken om tot een (opbouwende) omgangsregeling en vakantie- en feestdagenverdeling te komen, indien nodig onder begeleiding van hulpverlening. De man heeft tegenover de vrouw en de bijzondere curator onhandige uitspraken gedaan. Dit komt echter voort uit emoties. Hij wil alleen maar zo snel mogelijk weer contact met de kinderen. Dat de vrouw met de kinderen traumabehandeling zou ondergaan, wordt niet onderbouwd met stukken.
De man wil daarnaast gezamenlijk met de vrouw het gezag over de kinderen dragen. Er is geen sprake van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken bij het gezamenlijk gezag van partijen. De man stelt dat hij met de vrouw goed kan communiceren over het welzijn van de kinderen. De man stelt voor dat er een onderzoek door de Raad plaatsvindt.
3.4.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verweer - samengevat - aangegeven dat de relatie tussen de man en de vrouw eind 2014 is verbroken. De vrouw heeft vervolgens in een moeder-kindhuis verbleven. De man was niet dagelijks bij haar in de woning. De vrouw heeft de man de kans gegeven om contact te hebben met [minderjarige 1] . De man stelde zich zeer dwingend op. In 2015 is hij met een geladen vuurwapen naar de moeder van de vrouw gegaan, waar de vrouw en [minderjarige 1] verbleven, en heeft hen bedreigd. De vrouw heeft de man vervolgens weer een kans geboden in de relatie. Toen zij zwanger was van [minderjarige 2] heeft hij een mes op haar keel gezet om [minderjarige 1] mee te kunnen nemen. Twee weken voordat [minderjarige 2] is geboren, is de relatie tussen partijen geëindigd. Er zijn meerdere incidenten geweest van geweld, bedreigingen en intimidatie door de man richting de vrouw. De vrouw heeft nog getracht met de hulpverlening te bekijken welke afspraken met de man mogelijk waren, maar de man kwam niet opdagen voor een gesprek. De vrouw is in 2017 in [geboorteplaats] gaan wonen. De man is nooit in deze woning geweest. In dat jaar is de man gedetineerd geweest wegens bedreigende filmpjes richting de vrouw. De man heeft de kinderen vervolgens maximaal twee keer per jaar gezien, meer op initiatief van de opa en oma vaderszijde. Begin 2022 heeft de vrouw alle medewerking aan het contact tussen de man en de kinderen stopgezet nadat inzet van de politie nodig was omdat de oma vaderszijde en de man de kinderen niet wilden afgeven aan de vrouw. De vrouw heeft haar woning in [geboorteplaats] moeten verlaten, omdat de man meermaals aan de deur stond. De vrouw voelt zich niet veilig door het gedrag van de man en moet de kinderen beschermen. De man heeft jarenlang op negatieve wijze invloed gehad op het fysieke en psychische welzijn van de kinderen en de vrouw. [minderjarige 1] heeft daardoor trauma’s opgelopen. Ze ervaart angsten en heeft gedragsproblemen. De vrouw kampt ook met trauma’s. De vrouw en de kinderen gaan eind juni of begin juli 2024 intern in therapie bij een traumacentrum.
De vrouw verzoekt afwijzing van de verzoeken tot vervangende toestemming tot erkenning en vernietiging van de erkenning door de juridische vader. De man is de verwekker van beide kinderen. Hij heeft echter jaren de tijd gehad om vervangende toestemming tot erkenning te verzoeken. Hun relatie is in 2016 definitief geëindigd. De vrouw heeft in 2022 al het contact verbroken. Zij heeft pas gedurende 2023 toestemming gegeven aan de juridische vader om de kinderen te erkennen. Noch de strikte noch de minder strike maatstaf leidt ertoe dat het verzoek van de man moet worden toegewezen. De vrouw had geen oogmerk de belangen van de man te schade bij het geven van de toestemming aan de juridische vader tot erkenning van de kinderen. De juridische vader is al jaren een stabiele factor voor de kinderen. De vrouw en de juridische vader hadden eerst een vriendschappelijke relatie en hij kwam toen al in het gezin van de vrouw. Sinds 2021 hebben zij een relatie. Hij heeft mede voor de kinderen gezorgd. Hij verblijft nu in voorarrest, maar de vrouw en de kinderen bezoeken hem elke week. Daarnaast wegen de belangen van de vrouw en de kinderen vele malen zwaarder dan de belangen van de man. De belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de kinderen zullen worden geschaad en de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de kinderen komt in het gedrag bij erkenning door de man. De vrouw wil dat de kinderen zorgeloos opgroeien in een zo veilig mogelijke woonomgeving. Dit kan niet gewaarborgd worden bij erkenning door en omgang met de man. De vrouw vreest in dat geval voor de veiligheid van haarzelf en de kinderen.
De vrouw verzoekt tevens afwijzing van de verzoeken van de man ten aanzien van de omgangsregeling en het gezag. De man heeft geen oog voor het welzijn van de kinderen. De vrouw en de kinderen zijn getraumatiseerd en angstig door toedoen van de man. Er is wel degelijk een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem en verloren raken tussen de man en de vrouw en het is niet te verwachten dat hier binnen afzienbare termijn verandering in komt. De man en de vrouw zijn niet in staat tot gezamenlijk uitoefening van het gezag. Van de vrouw kan niet verwacht worden te communiceren met de man. Er is bovendien geen sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en de kinderen. De man en de vrouw hebben nimmer samengewoond en hebben nooit de opvoeding en verzorging van de kinderen samen gedaan. Tussen 2015 en 2022 was er slechts incidenteel contact met de man en na 2022 helemaal niet meer. De man heeft ook nooit iets laten horen op de verjaardagen van de kinderen of op feestdagen en heeft nooit een bijdrage in hun kosten geleverd. Als er wel een nauwe persoonlijke betrekking wordt aangenomen, is ontzegging van het recht op omgang aangewezen, omdat de omgang ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van de kinderen en anderszins in strijd is met de belangen van de kinderen. De vrouw en de kinderen ondergaan op korte termijn een traumabehandeling. Dat heeft prioriteit.
3.5
De bijzondere curator heeft in haar rapportage en tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken tot vervangende toestemming tot erkenning van de kinderen en vernietiging van de erkenning door de juridische vader, althans deze verzoeken af te wijzen. De man heeft tijdens zijn gesprek met de bijzondere curator meerdere keren dreigende uitspraken gedaan, onder andere dat als hij zijn zin niet krijgt hij het recht in eigen hand zal nemen en wapens ter hand zal nemen. De wet biedt geen bevoegdheid aan de man als de verwekker om te verzoeken om vernietiging van de erkenning door de juridische vader. De man heeft in de afgelopen jaren voldoende de tijd en gelegenheid gehad om een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning bij de rechtbank in te dienen, ruim voordat de juridische vader de kinderen in 2023 heeft erkend. De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er van de zijde van de vrouw sprake is geweest van misbruik van de bevoegdheid om toestemming te geven voor de erkenning aan de juridische vader, enkel om zijn belangen te schaden. De juridische vader en de vrouw wonen niet samen, maar hij zorgt mede voor de kinderen. De juridische vader voelt zich verantwoordelijk voor de kinderen en draagt mede de financiële verantwoordelijkheid voor hen. Hij verblijft op dit moment in voorarrest maar de vrouw en de kinderen hebben veel contact met hem. Er is niet voldaan aan de criteria uit de jurisprudentie om de man ontvankelijk te kunnen verklaren in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Indien de erkenning door de juridische vader wel vernietigd wordt, acht de bijzondere curator voldoende contra-indicaties aanwezig ten aanzien van erkenning door de man. Er kan bij de man sprake zijn van forse agressie en bedreigingen. Dit kan en mag nimmer in het belang van de kinderen worden geacht. De vrouw heeft met de kinderen moeten verhuizen naar een veilige omgeving om onder de invloed van de man uit te komen. In hoeverre de man in de afgelopen jaren daadwerkelijk frequent en op een positieve wijze betrokken is geweest bij de zorg van de kinderen moet ernstig worden betwijfeld. De bijzondere curator acht de belangen van de vrouw, in relatie tot de belangen van de kinderen, zwaarder wegen dan het belang van de man bij de erkenning. Uit het gesprek met de man is naar voren gekomen dat hij met name de kinderen weer wil zien. Het gaat hem niet zozeer om de erkenning. Hij heeft aangegeven vooral het contact met [minderjarige 1] van belang te vinden en dat de situatie met [minderjarige 2] hem minder uit maakt. De bijzondere curator acht een schending van de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de kinderen aanwezig, alsmede dat de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de kinderen in het gedrang komt als de man de kinderen zou erkennen.
De bijzondere curator heeft tenslotte aangegeven de kinderen niet te hebben gesproken. De vrouw had hier geen bezwaar tegen, maar eerst moest met de hulpverlening wordt bekeken of dit in hun belang zou zijn in verband met het trauma van de kinderen. Kort voor de zitting heeft de bijzondere curator via de gemeente vernomen dat zij kon spreken met de kinderen bij de gemeente, maar wegens haar vakantie en de vakantie van de vrouw is het daar niet van gekomen. De gemeente heeft aan de bijzondere curator bevestigd dat de vrouw met de kinderen gedurende enige tijd opgenomen zal worden in een traumacentrum ter behandeling van de trauma’s bij de vrouw en de kinderen. Hetgeen de vrouw hierover aangegeven heeft, wordt ondersteund door deze informatie. De gemeente heeft aangegeven dat de kinderen ook erg angstig zijn. In dat kader is het van belang dat de kinderen en de vrouw de rust krijgen om deze behandeling te volgen. Dit zal na de opname nog veel tijd in beslag nemen. Ten aanzien van het afstammingsverzoek acht de bijzondere curator daarom aanhouding van de zaak niet in het belang van de kinderen.
3.6
De Raad heeft aangegeven zich aan te sluiten bij het advies van de bijzondere curator. De man heeft jaren de tijd gehad om een verzoek tot erkenning van de kinderen in te dienen, maar hij heeft dit pas begin 2024 gedaan op het moment dat de kinderen al waren erkend door de juridische vader. Afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning heeft tot gevolg dat er niet toegekomen wordt aan de beoordeling van het verzoek tot gezamenlijk gezag. Over de omgangsregeling kan de Raad zonder een onderzoek geen advies geven, gezien de complexiteit van de situatie, waaronder de trauma’s van de kinderen en de vrouw en een zekere mate van dreiging die uitgaat van de man. Echter, de Raad adviseert om op dit moment geen onderzoek te laten plaatsvinden. Tijdens een dergelijk onderzoek zullen partijen maar ook de kinderen gesproken moeten worden. Om de traumabehandeling van de vrouw en de kinderen te laten slagen, hebben zij echter rust nodig. Gezien de onrust en stress die een raadsonderzoek teweeg zal brengen, zou dit de traumabehandeling doorkruisen. Het is dan ook in strijd met het belang van de kinderen om nu een raadsonderzoek uit te voeren. De Raad acht het evenmin in het belang van de kinderen om het verzoek van de man aan te houden.
Beoordeling verzoeken vervangende toestemming tot erkenning en vernietiging erkenning
3.7
De rechtbank overweegt als volgt. Alvorens de man eventueel over kan gaan tot erkenning van de kinderen, zal de erkenning door de juridische vader moeten worden vernietigd. De rechtbank zal daar dus eerst over dienen te oordelen.
3.8
In artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat, dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank kan worden ingediend:
  • door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
  • door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
  • door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
3.9
De rechtbank stelt voorop dat de man als verwekker niet behoort tot de in voormeld artikel gegeven limitatieve opsomming van personen die een verzoek tot vernietiging van de erkenning kunnen doen. Dat neemt niet weg dat onder omstandigheden de door een ander gedane erkenning door de verwekker aangetast kan worden. De Hoge Raad heeft daartoe twee maatstaven ontwikkeld:
- in de eerste plaats geldt de
strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (Hoge Raad 12 november 2004 ECLI:NL:HR:2004:AQ7386);
- daarnaast bestaat de
minder strikte maatstafvoor de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind (Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244).
3.1
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of de man wel of niet (tijdig) om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. De rechtbank neemt daarbij het volgende in overweging. [minderjarige 1] is geboren in 2015 en [minderjarige 2] in 2016. De vrouw stelt dat de relatie tussen partijen is verbroken in 2016, de man stelt in 2017. De man heeft hoe dan ook jaren de tijd gehad om een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank in te dienen. In mei 2022 heeft het laatste contact tussen de man en de vrouw via WhatsApp plaatsgevonden en is het contact tussen de man en de kinderen door de vrouw stopgezet. Desondanks heeft de man zich toen niet alsnog tot de rechtbank gewend met een verzoek betreffende erkenning. Pas in januari 2024 heeft de man het onderhavige verzoek ingediend. De advocaat heeft gesteld dat de man lange tijd nog de verwachting had in samenspraak met de vrouw tot de erkenning te komen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier of de mondelinge behandeling om dit standpunt te volgen. Het moet naar het oordeel van de rechtbank, gezien de situatie tussen partijen, voor de man al jaren voldoende duidelijk zijn geweest dat de erkenning niet in gezamenlijk overleg met de vrouw geregeld zou kunnen worden. Uit de door de man overgelegde berichten blijkt ook niet dat de man dit onderwerp aan de vrouw heeft voorgelegd. Hij heeft jaren nagelaten hierin zelf actie te ondernemen. Dat het enige tijd heeft geduurd om te achterhalen waar de vrouw met de kinderen stond ingeschreven toen de man zich eenmaal tot een advocaat had gewend, doet daar niet aan af. Gelet hierop hanteert de rechtbank de strikte maatstaf.
3.11
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vrouw misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt door toestemming aan de juridische vader te geven om de kinderen te erkennen door dit enkel te doen met het oogmerk de belangen van de man te schaden. De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vrouw in die zin misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt. De erkenning van de kinderen door de juridische vader heeft plaatsgevonden in maart 2023, aldus bijna een jaar na het verbreken van het contact met de man. Als de vrouw de intentie zou hebben gehad om de belangen van de man te schaden, dan zou zij al veel eerder aan de juridische vader de toestemming tot erkenning hebben gegeven. Het tijdsverloop wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat er geen sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid. Er is ook niet rond die periode een indicatie voor de vrouw geweest dat de man (bijna een jaar later) een verzoek om vervangende toestemming tot erkenning in te dienen. Zoals hiervoor aangegeven, heeft de man dit juist al die jaren nagelaten. De vrouw heeft in de band tussen de kinderen en de juridische vader voldoende aanleiding gezien om de kinderen door hem te laten erkennen. Voor de rechtbank is derhalve niet vast komen te staan dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om toestemming te geven aan de juridische vader tot erkenning van de kinderen.
3.12
Met de beoordeling conform de strikte maatstaf komt de rechtbank tot haar oordeel dat de erkenning door de juridische vader niet door de man aangetast kan worden. De rechtbank verklaart de man daarom niet-ontvankelijk in dit verzoek.
3.13
Aangezien de kinderen al zijn erkend door de juridische vader kan er geen erkenning door de man meer plaatsvinden. De rechtbank wijst daarom het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van de man af.
3.14
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.
Beoordeling gezag en omgang
3.15
Zowel de man als de vrouw stellen dat de man de verwekker is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Doordat het verzoek betreffende de erkenning wordt afgewezen, is de man echter niet in juridische zin de ouder van deze kinderen. Er is daarom geen grondslag voor de man om gezamenlijk gezag te verzoeken. De rechtbank zal dit verzoek van de man dan ook afwijzen.
3.16
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, BW heeft een kind recht op omgang met degene die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Op grond van het tweede lid van dit artikel stelt de rechter op verzoek van degene die in nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
3.17
De rechtbank dient te beoordelen of de man in nauwe persoonlijke betrekking staat tot de kinderen om te beoordelen of hij ontvankelijk is in zijn (provisionele) verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van (intended) family life tussen de man en de kinderen. Beide partijen stellen dat de man de verwekker is van de kinderen. Er is (in enige mate) contact geweest tussen de man en de kinderen tot mei 2022. Gezien deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat er op dit moment sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tot de man en de kinderen.
3.18
Vervolgens dient te worden beoordeeld of het vaststellen van een omgangsregeling met de man in het belang is van de kinderen. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw en de kinderen op zeer korte termijn starten met een intensieve en noodzakelijke traumabehandeling. De gemeente heeft aan de bijzondere curator bevestigd dat zij hiervoor opgenomen zullen worden. Dat een opname zal plaatsvinden, is naar het oordeel van de rechtbank een indicatie van de ernst van de trauma’s en de intensiteit van de behandeling. Het is algemeen bekend dat doorgaans na een opname bij een traumabehandeling nog een langdurig ambulant traject volgt. De rechtbank acht het aannemelijk dat de trauma’s bij de vrouw en de kinderen (mede) zijn ontstaan door gedragingen en uitlatingen van de man. Het beeld dat door de vrouw in haar verweerschrift en in haar verhaal bij de bijzondere curator wordt gegeven, wordt bevestigd door de bedreigende uitlatingen van de man in het gesprek met de bijzondere curator. De advocaat van de man heeft aangegeven dat de man deze uitlatingen uit emotie heeft gedaan. De bijzondere curator heeft echter aangegeven dat de man niet zenuwachtig was tijdens het gesprek, erg duidelijk was in zijn opvattingen en meer dan tien keer heftige uitlatingen heeft gedaan, hetgeen niet bepaald duidt op enkel handelen uit emotie. Het is door de rechtbank niet exact meer vast te stellen hoe het contact tussen partijen is verlopen gedurende de afgelopen jaren, maar het is voldoende aannemelijk gemaakt dat de man niet heeft geschuwd bedreigende uitlatingen te doen en intimiderend gedrag te vertonen. Vaststaat dat de man eerder heeft vastgezeten vanwege een bedreigend filmpje aan de vrouw. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat omgang met de man op dit moment in elk geval niet in het belang van de kinderen kan worden geacht.
3.19
Aan de orde is dan de vraag of het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling dient te worden aangehouden in afwachting van een onderzoek door de Raad. De Raad heeft hierover duidelijk het standpunt ingenomen dat een onderzoek op dit moment niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Tijdens een dergelijk onderzoek moeten partijen en de kinderen worden gesproken. Dit zal veel spanningen teweeg brengen, hetgeen in de weg staat van de traumabehandeling die op korte termijn van start zal gaan. De kinderen hebben een groot belang bij de behandeling van hun trauma’s en de trauma’s van de vrouw. Dit belang weegt naar het oordeel van de rechtbank vele malen zwaarder dan een onderzoek door de Raad naar de (on)mogelijkheden van contact tussen de kinderen en de man. De rechtbank zal daarom geen onderzoek door de Raad bepalen.
3.2
De rechtbank acht het op dit moment niet in het belang van de kinderen om een omgangsregeling vast te stellen tussen de kinderen en de man. Het is onzeker of er na de traumabehandeling (en eventuele verdere trajecten) wel mogelijkheden voor omgang bestaan. Op enig moment zal er bij de kinderen binnen de hulpverlening aandacht moeten komen voor (hun beeld over) de persoon en de positie van de man als zijnde hun verwekker. Overigens zal de man dan ook aantoonbaar iets aan zijn gedrag moeten gaan doen. Aangezien dit niet binnen afzienbare termijn beoordeeld kan worden en het voortduren van een procedure extra druk legt op de vrouw en de kinderen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling aan te houden. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man afwijzen.
3.21
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek onder VI;
4.2
wijst de andere verzoeken van de man af;
4.3
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.