In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de zaak waarbij de belanghebbende, eigenaar van een woning in de gemeente Schouwen-Duiveland, zijn hoofdverblijf buiten deze gemeente heeft. De heffingsambtenaar had een aanslag forensenbelasting opgelegd, welke door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd en dat er geen sprake is van discriminatie of schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank komt tot de conclusie dat de mandatering van de heffingsambtenaar correct is uitgevoerd en dat de verlenging van de beslistermijn op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank stelt vast dat de Verordening op de heffing van forensenbelasting in overeenstemming is met de Gemeentewet en dat de heffingsambtenaar geen ongeoorloofd onderscheid maakt tussen inwoners en niet-inwoners. De rechtbank concludeert dat de aanslag forensenbelasting in stand blijft en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is.