In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het rijden op het trottoir op 3 juni 2022 in Tilburg. Betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij niet in staat was om de opgelegde zekerheid te betalen vanwege zijn financiële situatie en dat de verkeersborden in de Nieuwlandstraat slecht leesbaar waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de boete gedeeltelijk gematigd moest worden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Uiteindelijk is de boete verlaagd naar € 75,00 plus administratiekosten. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de noodzaak om rekening te houden met de financiële draagkracht van de betrokkene.