ECLI:NL:RBZWB:2024:5241

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10825635 \ MB VERZ 23-1259
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op 9 november 2021 in Tilburg. De betrokkene stelde in zijn beroepschrift dat hij niet in Tilburg was op het moment van de overtreding en dat er geen bewijs was in de vorm van foto's. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, gezien het bewijs in het dossier.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete te matigen met 25% vanwege deze schending van de hoorplicht en ook vanwege een overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de boete werd aangepast.

De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de hoorplicht en de redelijke termijn in administratieve procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10825635 \ MB VERZ 23-1259
CJIB-nummer: 8062 5422 4600 4361
uitspraakdatum: 25 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. D. Hoveijn (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 9 november 2021 op de Nieuwlandstraat te Tilburg.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht. Hij was op de aangewezen datum en tijd niet in Tilburg. Daarnaast bevat het dossier geen foto van de overtreding, waardoor niet kan worden aangetoond dat betrokkene daadwerkelijk onrechtmatig heeft gehandeld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene stelt die dag niet in Tilburg te zijn geweest maar vastgesteld kan worden dat zijn voertuig die dag ter plaatse was. Hij is als kentekenhouder verantwoordelijk voor zijn voertuig. De boete is dus terecht aan betrokkene opgelegd. Wel is er sprake van een schending van de hoorplicht. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroepschrift gelet op deze schending deels gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25%. Daarnaast is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt gelet op deze overschrijding de boete nogmaals met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter stelt vast dat aan het dossier een aanvullend proces-verbaal is toegevoegd. Het aanvullend proces-verbaal bevat foto’s van het voertuig van betrokkene. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de overgelegde foto en verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Gelet op de uitspraak van de kantonrechter van 28 maart 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:2062) ziet de kantonrechter ook geen reden om de boete te matigen. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond.
Ondanks dat het inhoudelijke beroep van betrokkene niet slaagt, stelt de kantonrechter vast dat de hoorplicht is geschonden en dat de redelijke termijn is overschreden.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 8 december 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim 6 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 84,37 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,63 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: