ECLI:NL:RBZWB:2024:5243

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10275615 \ MB VERZ 23-41
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 9 november 2021 in Tilburg. Betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat betrokkene deze niet betwistte. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was, wat resulteerde in een gedeeltelijke matiging van de boete met 25%.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat ook aanleiding gaf tot een verdere matiging van de boete. Uiteindelijk werd de boete vastgesteld op € 84,37, en werd de officier van justitie opgedragen om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de redelijke termijn in administratieve procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10275615 \ MB VERZ 23-41
CJIB-nummer : 5062 5422 4600 4384
uitspraakdatum : 25 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. D. Hoveijn (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 9 november 2021 op de Nieuwlandstraat te Tilburg
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie niet tijdig heeft besloten op het administratief beroep. Volgens betrokkene diende de officier van justitie namelijk binnen een termijn van tien weken te beslissen. De beslissing op het administratief beroep is door de officier van justitie verstuurd op 4 mei 2022 en betrokkene heeft deze brief een paar dagen later ontvangen. Tegelijkertijd heeft betrokkene een brief ontvangen van het CVOM die dateert van 26 april 2022. Betrokkene voelt zich op een onbetrouwbare wijze behandeld door de officier van justitie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het CVOM heeft wel degelijk tijdig een beslissing genomen op het beroepschrift. Het CVOM heeft namelijk zestien weken de tijd om een beslissing te nemen. De boete is terecht opgelegd. Wel is er sprake van een schending van de hoorplicht. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroepschrift, gelet op deze schending, deels gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25%. Daarnaast is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De zittingsvertegenwoordiger heeft, gelet op deze overschrijding, verzocht de boete nogmaals met 25% te matigen.

Overwegingen

Termijnoverschrijding
De kantonrechter stelt vast dat op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de officier van justitie moet beslissen binnen 16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 19 januari 2022 (6 weken na datum beschikking). Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 11 mei 2022 een beslissing had moeten nemen. Hieruit volgt dat tijdig is beslist, nu de beslissing al op 26 april 2022 is verzonden.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Door betrokkene wordt ook niet betwist dat hij de gedraging heeft verricht. Gelet op de uitspraak van de kantonrechter van 28 maart 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:2062) ziet de kantonrechter ook geen reden om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die boete zal worden gewijzigd naar € 112,50. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 8 december 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim 6 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete van € 112,50 matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 84,37 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,63 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: