Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, een verloskundige, had een boete ontvangen voor het rijden op het trottoir op 21 november 2021 in Tilburg. Betrokkene stelde dat zij geen andere mogelijkheid had om haar auto te parkeren, omdat zij snel bij een thuisbevalling moest zijn. Tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat zij haar auto in de nabijheid van de bevalling moest parkeren vanwege medicatie en een zuurstoftank. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn, heeft het beroep ongegrond verklaard, maar erkende een schending van de hoorplicht en vroeg om een gedeeltelijke matiging van de boete.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet werd betwist en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de rechter vond aanleiding om de boete te matigen tot nihil, gezien de omstandigheden van betrokkene als verloskundige en het belang van tijdige aanwezigheid bij bevallingen. De beslissing van de officier van justitie werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de boete werd gematigd. Betrokkene kreeg het bedrag van € 159,- dat als zekerheidstelling was betaald, terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.