In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 5 oktober 2021 in Tilburg. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken voor het indienen van beroep op 21 april 2022 eindigde, maar het beroepschrift pas op 27 juni 2022 was ontvangen. Betrokkene is niet verschenen op de zitting en heeft geen geldige redenen aangevoerd voor de te late indiening van het beroep. Hierdoor heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat de boete tweemaal was verhoogd met in totaal € 300,00. Gezien de omstandigheden van de zaak vond de kantonrechter deze verhogingen niet passend en heeft hij bevolen dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CVOM) de verhogingen moet vernietigen. Tevens moet de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, terugbetalen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.