Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 6 maart 2022 in de Nieuwlandstraat te Tilburg. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. D. Hoveijn, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat gedurende verschillende periodes onduidelijk was, wat heeft geleid tot een hoge hoeveelheid beroepschriften tegen de opgelegde boetes. De kantonrechter heeft de boetes die zijn opgelegd in de periode van juli tot en met 9 september 2021 als onterecht verklaard, omdat er niet voldaan was aan de randvoorwaarden van het Beleidskader voor digitale handhaving. Voor de periode van 10 september tot 3 november 2021 zijn de boetes wel terecht opgelegd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de verkeerssituatie voor veel bestuurders onduidelijk was, waardoor de boetes in die periode gematigd zijn naar nihil.
Vanaf 3 november 2021 was de verkeerssituatie voldoende duidelijk, en de kantonrechter heeft de beroepschriften tegen boetes die na deze datum zijn opgelegd ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden en dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 112,50 en proceskostenvergoeding toegewezen aan betrokkene. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.