In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 6 maart 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het rijden op het trottoir, vaststond. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie en dat de bebording ter plaatse in strijd was met het Beleidskader. De kantonrechter heeft in eerdere uitspraken over de Nieuwlandstraat geoordeeld dat de bebording in bepaalde periodes onvoldoende duidelijk was, wat leidde tot een schending van de hoorplicht en een overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene.
De kantonrechter heeft de uitspraak gedaan met inachtneming van de relevante juridische voorwaarden en beleidsregels omtrent digitale handhaving en verkeerssituaties. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.