In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 30 november 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie en dat de bebording ter plaatse in strijd was met het Beleidskader. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie ter plaatse gedurende bepaalde periodes onduidelijk was, wat heeft geleid tot een schending van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegewezen aan betrokkene. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke verkeersborden en de verplichting voor gemeenten om te zorgen voor een heldere verkeerssituatie.