In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 5 november 2021. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de verkeerssituatie ter plaatse onduidelijk was, wat heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat deze met 25% moest worden gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en de boete is vastgesteld op € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 131,25 voor betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.