Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op een trottoir in Tilburg op 28 mei 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het rijden op het trottoir, inderdaad had plaatsgevonden. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie door de bebording en dat de gemeente de situatie inmiddels had aangepast. De kantonrechter heeft in eerdere uitspraken over de Nieuwlandstraat al vastgesteld dat er in bepaalde periodes geen boetes opgelegd hadden mogen worden vanwege onduidelijke verkeerssituaties.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht en een overschrijding van de redelijke termijn. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeerssituaties en de rechten van bestuurders in het kader van administratieve handhaving.