Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 31 december 2021. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De gemachtigde voerde aan dat de verkeerssituatie onduidelijk was door een fuik en onduidelijke bebording, en verzocht om matiging van de boete en proceskostenvergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat gedurende verschillende periodes onduidelijk was, wat heeft geleid tot een hoge hoeveelheid opgelegde boetes. De rechter heeft de boetes die zijn opgelegd in de periode van juli tot en met 9 september 2021 gegrond verklaard, omdat er niet voldaan was aan de randvoorwaarden van het Beleidskader. Voor de periode van 10 september tot 3 november 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat, hoewel er formeel aan de voorwaarden was voldaan, de verkeerssituatie nog steeds onduidelijk was, en heeft de boetes in die periode gematigd naar nihil. Voor de periode na 3 november 2021 was de verkeerssituatie voldoende duidelijk, en zijn de boetes ongegrond verklaard.
De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 voor betrokkene. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen.