Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het rijden op een trottoir in Tilburg. De boete was opgelegd op 22 april 2022, maar betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het rijden op het trottoir, inderdaad had plaatsgevonden. Echter, de gemachtigde voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie door de bebording en dat de gemeente de situatie had gewijzigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht en een overschrijding van de redelijke termijn. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de beslissing vernietigd, terwijl de boete werd aangepast naar € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 voor betrokkene.