Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 27 december 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat lange tijd onduidelijk is geweest, wat heeft geleid tot een hoge hoeveelheid opgelegde boetes. De kantonrechter heeft in eerdere uitspraken over deze verkeerssituatie onderscheid gemaakt tussen drie periodes. In de eerste periode, van juli tot en met september 2021, was er geen sprake van een duidelijke verkeerssituatie, waardoor de boetes die in deze periode zijn opgelegd, niet rechtsgeldig waren. In de tweede periode, van september tot november 2021, was er wel een vooraankondiging, maar de verkeerssituatie bleef onduidelijk, wat leidde tot een matiging van de boetes naar nihil. Vanaf 3 november 2021 was de verkeerssituatie voldoende duidelijk, waardoor de boetes die vanaf deze datum zijn opgelegd, niet gematigd werden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 voor de betrokkene. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.