Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op een trottoir in Tilburg op 22 november 2021. Na een ongegrond verklaard beroep bij de officier van justitie, heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, aanwezig was, terwijl de betrokkene zelf niet verscheen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie ter plaatse onduidelijk was door een fuik en onduidelijke bebording, wat aanleiding gaf tot het verzoek om matiging van de boete. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de boete met 25% werd gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding toegewezen voor de fase waarin de redelijke termijn was overschreden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.