Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op 2 juli 2022 in Tilburg. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door mr. M. Lagas. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat hij niet de bestuurder van het voertuig was ten tijde van de gedraging, omdat hij het voertuig bedrijfsmatig had verhuurd. Echter, ter zitting wijzigde de gemachtigde zijn standpunt en gaf aan dat het beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de officier van justitie. De kantonrechter heeft overwogen dat de beslissing van de officier van justitie juist was en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier K. Verdult, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.